Heel even keek ik zaterdagavond naar het `bedankfeest’ ter ere van prinses Beatrix, in Ahoy, een van de naarste plekken van Nederland, met altijd veel optrekkende tocht. Op het toneel stonden trommelaars bij grote trommelinstallaties. De trommelaars trommelden. Wat ik vaker heb bij trommelnummers, had ik hier ook: het duurde te lang. Maar goed, het was degelijk ingestudeerd, de trommelaars trommelden bekwaam, dus ze wilden graag laten zien en horen wat ze konden. Voor mij was het onduidelijk of ze tot de bekende of onbekende Nederlanders hoorden.
De overheid bemoeit zich wel met banken, niet met boekhandels. Bemoeien is niet het goede woord, ik houd niet van bemoeien. Ik moet zeggen: helpen. Dus opnieuw: de overheid helpt banken, maar boekhandels niet. Met een land waarin boekhandels het moeilijk hebben, is iets verontrustends aan de hand. Het is niet alleen de crisis. Het is ook iets anders, maar wat dat dan is, kan ik moeilijk uitleggen, terwijl ik het wel weet. Maar je gaat al gauw als een zeurkous klinken. Laat ik het simpel houden: mensen die nooit een boek lezen zijn andere mensen dan die dat wel doen.
Als ze het gaan hebben over `onvoldoende toekomstperspectief’, weet je hoe laat het is. Te laat. Misschien is het onvoldoende toekomstperspectief nog even onderwerp van een gesprek dat constructief wordt genoemd, maar dat is vooral een doekje voor het bloeden dat niet meer te stelpen is. De sluiting van de boekwinkels van Polare is tijdelijk. Ja ja. `Tijdelijk’ is een raar woord. Naar de bedoeling ervan is het meestal gissen. Vaak is het woord de voorbereiding op `voorgoed’.
De twee conductrices wensen me vriendelijk goedemorgen. Ik tast naar mijn binnenzak, maar ze hoeven mijn kaartje nog niet te zien. Ze gaan vrolijk pratend een eindje verder zitten. Hun gesprek hoort bij de zonnige ochtend. Het is niet druk in de trein, wat ook erg aangenaam is. Ik sla de pagina van de krant om, maar voel ineens dat er iets mis is, met mij, maar weet niet wat. Dat gevoel begon al vaag te zeuren toen de conductrices me passeerden. Dan weet ik het! Moet het anders zeggen: ik zie het. Wat zie ik dan?
Als ik in de rij in de supermarkt bijna de kassa heb bereikt, vraagt een vrouw me of ze voor me mag. Ze heeft alleen een flesje water en een banaan. Het loopt tegen het middaguur. Haar lunch, denk ik. Ze glimlacht zomers als ik zeg dat ik daar geen bezwaar tegen heb. Achter me in de rij wordt er hier en daar een beetje gemord. Een schelle vrouwenstem roept bijvoorbeeld `Hé!’, een `Hé!’ dat om aandacht vraagt, ik moet waarschijnlijk omkijken, maar dat doe ik niet. Ik kijk naar de vrouw met het flesje water en de banaan.
Schoolreisjesgedrag. Het bericht met dit woord erin zijn de meesten van ons waarschijnlijk alweer vergeten, maar ik niet. De KNVB trof disciplinaire maatregelen tegen een scheidsrechter die zich op een trainingskamp in Turkije misdragen had. Hij was over een balkon geklommen, zoiets. En daarna door de gangen van het hotel gaan spoken. Lekker woord uit onze kindertijd: spoken. Wie deed dat niet? Groot deel van je tijd moest je gedrágen en ineens was het even mooi geweest. En dan moest je je uitleven! Lekker kéten! Spoken!
Zonderdag werden prijzen voor de beste foto’s uitgereikt, de Zilveren camera. Ik heb die foto’s uiteraard aandachtig bekeken, zeker de foto die won in de categorie Binnenlands nieuws. We zien premier Rutte de hand kussen van Kamervoorzitter Anouchka van Miltenburg. Die kust moet op de rechterhand terechtkomen. Om de kus stabiliteit te geven, heeft de premier die met zijn linkerhand vast. Met zijn rechterhand drukt hij een telefoontje tegen zijn oor. Vanwege de kus kan hij op dat moment niets in het apparaatje zeggen.
Benauwende foto, gemaakt in een Olympisch complex in Sotsji: in een toiletruimte staan twee WC-potten naast elkaar. Is geen uitzondering, begrijp ik. Natuurlijk weet ik dat er wanneer het over Sotsji gaat, andere kwesties zijn om je druk over te maken, maar dat gebeurt elders in de krant. Ik maak me trouwens niet druk over die Wc-potten, ik ga alleen na wat er toch met me aan de hand is. Vanwaar die benauwdheid? Dat mannen in bijvoorbeeld cafés naast elkaar staan te plassen, is de gewoonste zaak van de wereld.
De serveerster geeft de aannemer een sigaret. Daarom mag de serveerster bij de kachel zitten die de aannemer zojuist heeft aangemaakt. Ik heb het niet gezien, maar het gebeurde in Utopia, de kunstmatige samenleving waarvan we dagelijks een verslag kunnen zien. Wederkerigheid heet zoiets. Anders gezegd: voor wat hoort wat.
Zie je, dacht ik gisteren, het is maar goed dat ik voor dit jaar geen goede voornemens heb gemaakt. Deze maandag was het weer Blue Monday, de meest deprimerende dag van het jaar. Vorige jaren stond ik er niet bij stil, nu wel. Zondagavond bereidde ik me erop voor en probeerde ik iets vrolijks te bedenken voor het begin van de dag. Maar ja, als je naar iets vrolijks zoekt, krijg je het niet meteen te pakken. Is vaak aan de hand met dingen waarnaar je op zoek bent. Daarom heet het ook `zoeken’.