Eerder deze week dreef een vreemd virus me autoritair naar bed. Verzet was zinloos. Ik was zelfs te brak om te lezen. Daarom keek ik televisie, wat ik niet vaak doe. Ik heb het niet over het nieuws en actualiteiten programma’s want daar kijk ik wel naar, maar over alles wat er tussendoor wordt vertoond. En dan vooral de programma’s waarin meningen en belevingen en plannen over elkaar heen tuimelen. Vanuit mij ziekbed stelde ik vast dat ik het meeste inderdaad net zo goed kon overslaan, maar nam me voor eens na te gaan wat ik onthouden had als ik weer beter was.
Als iemand een zin uitspreekt waarin de woorden `een bord met spaghetti’ voorkomen, klinkt in mijn hoofd onmiddellijk een lied dat Rijk de Gooyer erg lang geleden zong, met een kinderkoor. Het begint zo: `Een bord met spaghetti en daar bovenop lag een gehaktbal, maar oh, wat een strop, want toen ik moest niezen, voor ik ‘m verslond, vloog hij door de luchtdruk van mijn bord op de grond.’ (Fijn: verslond!) Je hebt grote kwesties en kleine kwesties, soms is het verfrissend ook de kleine volle aandacht te geven.
Vroeger was heus niet alles beter. Gelukkig spreek ik ook steeds minder vaak mensen die dat beweren. Misschien sommige omgangsvormen, maar ook dat weet ik niet eens zeker. Waarom ik hierover nadacht heeft echt een ontzettend schrale aanleiding. Ik passeer een café en achter de ruit staat een bord met daarop `Oma’s erwtensoep’. Met een uitroepteken. Ik ben niet zo van de erwtensoep, maar stel dat ik dat wel was, zou ik dan grote trek krijgen door de informatie dat oma er iets mee te maken heeft? Dacht het niet. Welke oma trouwens?
Volgende week is er op televisie een spotje te zien van de PKN, de Protestante Kerk in Nederland, een organisatie die ik niet kende, maar waarvan me het bestaan me niet verbaast. Daarin roept de fractieleider van het CDA, Sybrand Buma, ons op om met Kerstmis naar de kerk te gaan. De heer Buma zit aan een feestelijk gedekte tafel met jonge mensen, het is het einde van de maaltijd en dan zegt hij het dus: met Kerstmis naar de kerk. Veel mensen doen dat ook. Nu misschien nog wel meer omdat de heer Buma het zegt.
De broer, Marten Fortuyn, zegt: `Straks wordt een halvegare, een einzelgänger en een narcist met asperger op de bevolking losgelaten.’ Voordat hij Pim vermoordde moet hij dat ook zijn geweest, denk ik, maar toen hadden wij er als bevolking geen last van. Ik merk dat ik zo weinig van Volkert van der G. afweet. Waarom hij tot zijn misdaad kwam bijvoorbeeld. Misschien was dat destijds bekend, maar ik ben het vergeten. Wat hij deed in het dagelijks leven. Iets met de natuur, geloof ik. Wel denk ik na over wat straf met mensen doet of kan doen. Straf heeft een bedoeling.
Het was een groot voorrecht, in 2002 mocht ik Nelson Mandela van een beetje dichtbij meemaken. Niet gesproken, ook geen hand gegeven, van een afstandje. In Carré waar hij het middelpunt was van een feestelijke middag. Ook was er de man die hem op Robbeneiland bewaakte. Die hoorde ook bij het feest. Wat me aan Mandela vooral opviel, was zijn bescheidenheid. Natuurlijk wist hij dat hij van onze tijd een betere tijd had gemaakt, maar ik denk dat hij zeer besefte dat iets van zijn grote kracht ook zachtmoedigheid was. Daar hoorde die bescheidenheid bij.
In mijn woonplaats is de zondag altijd koopzondag. Ik ben er geen voorstander van. Niet vanwege God, maar er mag best een dag zijn waarop er niets of nauwelijks iets gekocht kan worden. Het woord staat me ook tegen. Er zit nare dwang in. Alsof het moet, kopen. Het rare is dat de kopers op koopzondag er ook zo uitzien, mensen met grote koopogen en een nerveuze koopdynamiek. Zelden zie je blij koopgedrag, wat op bijvoorbeeld donderdag wel valt waar te nemen. Dat komt natuurlijk ook doordat kopen op koopzondag ook een gevecht tegen de verveling is.
Eergisteren keek ik even naar Pauw & Witteman en ik vond meteen dat het te lang over Gordon en racisme ging. De Chinese en, ik geloof, Koreaanse vrouw nam ik natuurlijk serieus, maar ik had last van de aanwezigheid van Gordon in het gesprek. Hij was er niet lijfelijk, maar toch onontkoombaar. Rita Verdonk zat ook aan tafel en die zei lange tijd niets, maar we wisten dat ze dadelijk vast iets ging zeggen en daar zag ik persoonlijk erg tegenop, want haast iedere gedachtewisseling wordt náár als Rita Verdonk een duit in het zakje doet.
Een dingetje. Een gek dingetje, om precies te zijn. Zat al bijna twee jaar in mijn hand. Daarom moest ik vrijdag naar de plastische chirurg, een aardige vrouw met wie je zo op een terras aan zee champagne zou willen drinken. Maar dat was vrijdag niet aan haar orde. Eerst legde ze mijn hand open en daarna bogen zij en een assistente (ook terras en champagne) zich over de kwestie die nu zichtbaar was geworden. En toen zei ze het: `Gek dingetje.’ De assistente herhaalde die woorden. Ze spraken die niet ernstig uit, eerder op de toon die bij een gek dingetje hoort.
Vaak ben ik in het openbare leven, maar in de hele Sinterklaastijd heb ik Sint zelf nog geen enkele keer gezien. Toen ik zondag in een warenhuis was, liep daar een dweilorkest dat uit Zwarte Pieten bestond, een bonte bende, maar zonder Sint in de buurt is het toch een magere gebeurtenis. Ik was daar natuurlijk om cadeautjes te kopen. Vorig jaar om deze tijd ook, maar het lijkt ineens ontzettend lang geleden. Toen trok ik er daadkrachtig op uit na de verlanglijstjes te hebben bestudeerd, en keerde na een paar uur voldaan terug.