Was die avondklok zo verschrikkelijk? Hier en daar hoor ik zeggen dat het de ergste vrijheidsbeperking in de coronatijd was. Weet of ik makkelijk praten heb, maar denk: valt toch wel mee, is `vrijheidsbeperking’ niet een te groot woord? Ik gooi er zelfs een schepje bovenop: ben je zelf niet een beetje beperkt als je de avondklok als vrijheidsbeperking beleeft?
Dadelijk wordt de dag in Eindhoven geopend met `een autokaravaan’. De koning rijdt met dochter Amalia voorop in een blauwe Daf Kini. Wat voor Daf dat is, weet ik niet. De Koninklijke familie kreeg die cadeau toen de koning werd geboren, in 1967. Open dakje. Staat nu in een museum, maar morgen dus niet.
Normaal was het al onrustig voor Koningsdag, de biertappunten die werden opgesteld, versiering in de straten, vrachtbusjes vol hamburgers en beenham die naar een bestemming jakkerden. Ik hing nooit de spelbreker uit, maar werd er ook niet vrolijk van. Zeggen we snel: dat we ergens niet vrolijk van worden. Ook als het gaat om iets waarvoor helemaal geen vrolijke stemming nodig is. Maar ik bedoel het letterlijk: van een naderend feest kun je vrolijk worden, met Koningsdag lukte dat niet, wat aan mij lag, ik ben net iets te introvert voor dat soort evenementen.
Ineens is er een storend geluid, midden in de nacht, hier in het hotel op Vlieland. Lijkt een elektronische wekker. Ik grijp mijn mobieltje, want daarop heb ik de wekker ingesteld. Het is 03.50 uur en nee, het is niet mijn wekker. Ik loop speurend door de hotelkamer, terwijl ik ook wel weet dat ik dat net zo goed niet kan doen. Dan dringt tot me door dat het van de gang afkomstig is. Brandalarm is het vast niet, want dat klinkt volgens mij dwingender, hoewel ik dat geluid niet ken.
Lang geleden dat ik op een boot ben geweest. Dat denk ik op weg naar Vlieland. Daar moet ik zijn vanwege een kunstproject waarover ik niets kan zeggen, niet omdat ik het niet wil, maar omdat ik het niet kan. Klonk goed toen ik op de uitnodiging inging: schrijvers en musici maken van alles over een eiland. Wat het moet worden, is me nog niet helemaal duidelijk, maar dat heb ik vaak met dingen die nog wat moeten worden, waarbij ik bijvoorbeeld aan een verbouwing denk. Je geeft je over aan iets zonder te weten wat dat is.
“Waar denk je aan?” Die vraag komt me bijna altijd slecht uit, maar waarom mag iemand het niet vragen? Denken kan een belangrijke bezigheid zijn waarover je best wat informatie mag verstrekken. Waarom ik de vraag moeilijk verdraag, is omdat die altijd komt wanneer het me niet duidelijk is waaraan ik denk. Daarom is de belangstelling haast even erg als: “Is er iets?” Er is altijd wel iets, maar toch is het gebruikelijk te antwoorden: “Nee, hoor er is niets. Hoezo?” Vooral dat `Hoezo?’ kan het begin zijn van een gedachtewisseling met een ontmoedigende dynamiek.
Van spreekwoorden en gezegden houd ik niet, zeker niet wanneer die over het weer gaan, wat ook komt omdat ik het niet graag over het weer heb. Als iemand zegt “April doet wat hij wil”, gaan die woorden als een vuist in mijn maag tekeer. Ook voel ik lichte schaamte die ik nauwelijks kan verklaren. Waarschijnlijk omdat ik deel uitmaak van een situatie waarin iemand dat parmantig verzucht.
Terwijl ik gistermorgen in deze krant het stuk over de geur van de Noordzee lees (en andere geuren), ruik ik die geur ook. Het is iets voor half 8, ik zit met de krant opengeslagen aan tafel, kopje espresso ernaast. Dat zijn ook al drie geuren: die van de vroege ochtend, de dag ruikt anders dan in de avond, de geur van drukinkt en die van sterke koffie. Het zijn geuren waarvan ik goede zin krijg. Maar ik léés over de geur van de Noordzee, wat niet dezelfde geur is als die van bijvoorbeeld de Middelandse Zee. De woorden over die geur zorgen ervoor dat ik de Noordzee ruik.
Donderdagvond kreeg ik berichten van leeftijdgenoten, en met leeftijdgenoten bedoel ik nu intimi uit exact hetzelfde geboortejaar (door sommigen `bouwjaar’ genoemd, waar ik nooit voor ben), met de boodschap: “We zijn aan de beurt!” Gevolgd door de aansporing meteen de GGD te bellen voor een afspraak. Was laat in de avond, misschien lagen ze bij de GGD al op één oor, dus ik nam me voor het de volgende dag meteen te doen, ook al zie ik altijd op tegen het maken van dit soort afspraken omdat ik dan van alles bij de hand moet hebben.
Als een gang van zaken `toestanden’ wordt genoemd, is waakzaamheid geboden. Italiaanse toestanden bijvoorbeeld. Dat hoor je weleens: “Ja, dan krijg je dus Italiaanse toestanden!” Meestal is er dan geen andere typering voorradig en moeten we een beetje tasten naar wat er precies bedoeld wordt. Ja, we weten dat het om chaos gaat, veel geschreeuw en weinig wol, snelle verontwaardiging die met opgeheven handen en armen gepaard gaat, dat het allemaal nogal een rommeltje is, maar ik houd er eerlijk gezegd van. Alleen al daarom kom ik graag in Italië.