Als je man of vrouw van de wereld bent, voel je je overal thuis. De wereld is van jou en dat zal de wereld weten ook. Ben soms jaloers op dat type mens, op de makkelijke manier waarop ze zich door de samenleving bewegen. In een restaurant bijvoorbeeld. Veel mensen gedragen zich daar ietwat timide, de man of vrouw van de wereld niet. Laatst zag ik een grote blozende man met veel pak aan staande de menukaart lezen, terwijl hij hard en met natte stem vroeg: `Wat hebben ze hier voor lekkers?’ Op zo’n man ben ik niet jaloers.
In de supermarkt vraagt het meisje achter de kassa of ik zegels spaar. Ik zeg gretig ja, terwijl ik meteen besef dat ik nog nooit in mijn leven zegels wilde. Toen ik klein kind was in de late jaren vijftig merkte ik dat je bij min of meer alles zegels kreeg. Dat hoorde bij de spaarzaamheid die de nieuwe tijd typeerde. Uiteraard dacht ik dat als kind niet in die woorden, maar het drong allemaal wel tot me door. Ik wist zeker dat ik ouder zou worden in een tijd waarin zegels onzinnig zouden zijn. Het meisje achter de kassa stelt haar vraag onweerstaanbaar.
Dom, maar nog niet zo lang geleden dacht ik dat een barbier hetzelfde werk deed als een kapper en dat `barbier’ alleen een wat ouderwets woord was. Soms gaan we ouderwetse woorden gebruiken in de hoop dat we dan ook op kwaliteit stuiten. Inmiddels heb ik in de gaten dat een barbier een veel modernere kapper is dan de kapper zelf. Zo nu en dan spreek ik een man die zegt naar de barbier te gaan en zoiets zegt die dan niet terloops. Alsof hij ergens grimmig een Bulgaarse vechtsport gaat beoefenen. Ook laat hij twee keer de r behoorlijk rollen.
Vlak voor mijn vertrek naar de kust fiets ik haastig naar de supermarkt om daar iets te kopen wat aan de kust ook verkrijgbaar is, maar we hebben de neiging zo vaak mogelijk zo volledig mogelijk te zijn. Als ik stop voor de winkel sla ik voorover. Het voorwiel heeft zich losgemaakt van mijn trouwe voertuig. Uiteraard kijk ik eerst om me heen of niemand me geamuseerd gadeslaat. Vervolgens vraag ik me af wat er aan de hand is. Ja, dat zie ik dus, maar hoe kan het? Mijn haast is in ieder geval belachelijk gemaakt en dat is goed.
Op de radio hoorde ik wéér een gesprek over de uitleg die we in de apotheek moeten krijgen, wat vaak niet gebeurt, maar waarvoor we wel iets meer dan 6 euro betalen. Blijkbaar kun je dat geld terugkrijgen, maar dat is een beetje ingewikkeld. Ik dacht al gauw: laat maar. Als je het belangrijk vindt dat je iets uitgelegd wordt, vraag je dat gewoon, en dan komt die uitleg heus wel. Ook als je de uitleg niet per se nodig hebt, maar waar voor je geld eist. De apotheek waar ik klant ben, is klein en smal. We zitten knus rond de balie of toonbank of hoe heet het.
De heidag van het kabinet eerder deze week deed me weer wel nadenken over het effect van vrijetijdskleding en praten `met de benen op tafel’ (met als toevoeging: los van de dingen van de dag). Om met dat laatste te beginnen, natuurlijk veroorzaken de benen op tafel iets in wat je zegt. Stel dat mijn bevriende buurman binnenkomt en zegt: `Het wordt toch eens tijd dat we het hebben over jouw begrafenis.’ Ik noem maar wat, ik zoek even naar een ernstig onderwerp.
Wat is nooit geweten heb is dat er tussen 1977 en begin jaren negentig in Nederland een zuiveldrank in omloop was die Tjolk heette. Nu teken ik daar meteen bij aan dat ik geen innige band heb met zuiveldranken in het algemeen. Waarom begin ik in deze verdwenen zomer ineens over een zuiveldrank? Welnu, Tjolk komt terug. De producent ervan hoopt dat ouders van nu die toen kinderen waren, in de ban komen van nostalgische gevoelens en hun kinderen ook weer van Tjolk voorzien. Hieronder tintelt de gedachte dat we in crisistijd graag iets vertrouwds in de buurt hebben.
In het openbare leven van de vroege ochtend praat je sneller met mensen die je niet kent, dan later op de dag. Zeker als je iets gemeenschappelijks hebt. Bijvoorbeeld een hond. Er is nu geen hond in mijn leven, maar lang geleden wel. Als je dan een andere hondenbezitter tegenkwam en de honden zich op dat moment ook nog gingen ontlasten, ja dan ontwikkelde zich een kort een gesprek, niet over grote onderwerpen, maar meestal over de hond, wat overigens toch een groot onderwerp kan zijn – niet iedere hond is probleemloos.
Zaterdag was ik op het Lowlands-festival, diep in de Flevopolder. In de namiddag las ik in een van de vele tenten een paar verhalen voor. De afgelopen tien jaar deed ik dat al twee keer en telkens was het me een grote vreugde. Eén ding was anders. Toen ik het wonderlijke festivalterrein op liep, vroeg ik me voor het eerst af of ik niet de oudste was van de 70.000 bezoekers. Tegelijkertijd dacht ik: wat is erger, dat het zo zou kunnen zijn of dat ik me die vraag stel? Het laatste, geloof ik. Het is een zeurderige vraag. Je krijgt er slap haar van en stramme heupen.
In het duinlandschap waar ik deze dagen graag doorheen loop, staat de hei al in volle bloei. Normaal is dat, geloof ik, wat later in het jaar. Maar de natuur is van slag, hoor ik mensen zeggen. Kan de natuur van slag zijn? Volgens mij is wat de natuur doet natuurlijk. Wat maakt het uit trouwens, het ziet er allemaal prachtig uit. Je wandelt door tijdloze schilderijen, vooral als er verder geen mens te zien is, wat opmerkelijk vaak voorkomt. Als de natuur van slag is – laat ik het nog maar even zo noemen, wordt het dan ook eerder herfst?