Hoe het zit met de besluitvorming bij Rijkswaterstaat weten we natuurlijk niet. Ik heb het over snelwegen in het donker. Er komen er weer een paar bij. Het was me al opgevallen, maar het kwam niet in me op dat het met bezuinigingen te maken heeft. Is slordig van me, het zegt ook iets over mijn eigen bezuinigingsgedrag. Doe ik thuis het licht uit op plekken waar ik die avond nauwelijks kom? Nee. En ik weet ook waarom: ik vind dat ongezellig. Ik schaam me een beetje dat te moeten toegeven, maar het is echt zo. Ja, daar wordt de wereld natuurlijk niet beter van!
Gisteren kwam ik ergens met veel praatjes binnen terwijl mijn gulp openstond. Dat laatste wist ik niet. Anders had ik ervoor gezorgd dat hij dicht was. Een van de aanwezigen wees me erop. Die zei het gewoon: `Thomas, je gulp staat open.’ Ik was haar daar dankbaar voor. Met een open gulp ben je toch een ander mens dan met een dichte, iets minder geloofwaardig. Ik was ook blij dat ze het me hélder vertelde. Soms maken mensen dan ingewikkelde wijsgebaren en dan ga je, in dit geval, de gulp ook een beetje besmuikt sluiten.
Toen prins Friso maandag was overleden, volgde er veel overbodige verslaggeving. In radio- en televisieprogramma’s werd er bijvoorbeeld overgeschakeld naar iemand die voor een paleishek stond. Voor het hek was niets te zien erachter ook niet, er was alleen een man met een microfoon. En er brandde de vraag in Hilversum of er nog nieuws was. Was er niet. Dat was dus het nieuws: dat het er niet was. Wat voor nieuws zou er ook zijn? Ik geloof dat er ook werd gevraagd hoe de sfeer was, want dat willen ze altijd weten. De sfeer! Alsof iemand iets met die informatie kan.
Ineens hield het navigatiesysteem in mijn auto ermee op. De Tom Tom dus. Groot woord, navigatiesysteem. Meer iets voor op volle zee of in het luchtruim. Maar goed, het schermpje werd ontmoedigend donker. Wat ik altijd doe, deed ik nu ook. Ik wachtte even in de vage verwachting dat het apparaatje dan wel weer zou functioneren. Hiermee moet ik ophouden. Laatst liet ik een pan spaghetti vallen. Die spaghetti verspreidde zich onstuimig over de vloer, uiteraard inclusief de rode substantie die ik saus noem.
Dat onze levens kort en kwetsbaar zijn, moet maar geen besef zijn dat belastend is, maar soms kan het je even overspoelen. Dat is het woord: overspoelen. Als een golf, voeg ik eraan toe, want dat is het gevoel. Had ik gisteren toen ik op televisie een uitzending zag over prins Friso. Waar ik op doel is een moment uit 1968.
Van het bedrijf dat ervoor zorgt dat ik over water kan beschikken (een groot goed!), kreeg ik een brief die ik nu al een paar keer doorlas. Daarin staat dat het bezwaarschrift dat ik heb ingediend, ontvankelijk wordt verklaard. Ik merk dat ik enige opluchting moet voelen, want het is prettig dat er iets ontvankelijk wordt verklaard. Alleen heb ik nooit een bezwaarschrift ingediend! Ik leef al best lang en al die tijd ben ik pas één keer met een bezwaarschrift in de weer geweest. Bij justitie vanwege een bekeuring.
Een kleine schok voelde ik toen ik zondag met de trein in Nijmegen arriveerde, een schok die ik niet helemaal kon verklaren. Op en rond het station stonden groepen studenten nieuwe studenten op te vangen, jongens en meisjes die van ver of niet zo ver naar Nijmegen kwamen om een nieuwe fase van de toekomst aan te gaan. De studenten die hier al studeerden, probeerde de nieuwe studenten warm te maken voor het verenigingsleven, sportclubs enzovoort. Mooie, tintelende bedrijvigheid was het. En ik dacht, zonder dat ik die gedachte voelde aankomen: wat zijn ze jóng!
Het is beter zo. Dat hoor je weleens als iemand is gestorven. Soms: dat is het beste. Of: de beste oplossing voor iedereen. Van prins Friso weet ik weinig en voordat hij dat ongeluk kreeg, dacht ik haast nooit aan hem. Daarna wel, terwijl ik niet wist aan wie ik moest denken. Het leek alsof hij er alleen nog maar was door de mensen in zijn directe nabijheid. Zij hadden nooit afscheid kunnen nemen van de man die ze zo goed kenden en van wie ze ongetwijfeld veel hielden. Ja, daar dacht ik aan: ineens is iemand er niet meer terwijl die er nog wel is, maar vooral ook niet.
Komende week zijn er veel vallende sterren te zien. Mij is uitgelegd hoe dat kan, dus dat het er meer zijn dan anders, maar die uitleg kan ik niet reproduceren. Normaal let ik er nauwelijks op en dat vind ik jammer. Niet zo lang geleden vond ik het rustgevend naar een volle sterrenhemel te staren. Dan kon ik ook diep nadenken over tijd en eindeloosheid, totdat het me niet meer lukte mijn eigen gedachten in te halen, en er bij wijze van spreken iets begon te knarsen in mijn hoofd.
Voor een huis, paar straten verder, staan twee grote dozen vol boeken, beetje schuin zodat goed te zien wat er allemaal in zit. Briefje erbij waarop staat dat wie wil, ze gewoon mee mag nemen. Laatste woorden: `Tast toe!’ Eerst liep ik door, ik zag het wel, maar ik dacht laat-maar. Op de hoek voelde ik wroeging: zo moet ik niet met boeken omgaan, ik mag ze niet negeren. Daarom sta ik toch voor de dozen. Het zijn niet de minste boeken die hier voor het grijpen staan. Ik ben trouwens niet de enige die kijkt, maar merk enige schroom.