Nederlanders kopen massaal kleding bij webwinkels. En retourneren die vaak, niet zelden gebruikt. Zelf ga ik graag naar een winkel met een deur en iemand die je vraagt of je hulp nodig hebt. Heb je altijd nodig, daar en overal. Eén keer maakte ik een uitzondering. Zwembroek.
Sommige mensen zijn er goed in: praten over lichamelijke klachten. Wijzen ze streng naar een lichaamsdeel dat het moeilijk heeft, met specifieke toelichting: “Ja, altijd als ik ga zitten, vooral op een wat lage stoel. Net alsof er iets verschuift in mijn rug. Als ik zit, geen centje pijn, maar dan zie ik wel op tegen het opstaan. Dan heb ik het weer.”
Aan Internationale Vrouwendag, gisteren, heb ik te weinig gedaan. Of misschien toch door de dag te beginnen met een artikel in deze krant over gewenste intimiteiten. Nuttig daarover na te denken en die gedachten te betrekken bij je behoefte of neiging mensen, ook mannen, aan te raken, waarbij ik meteen noteer dat ik zelf nogal aanrakerig ben. Was blij te lezen dat therapeut Jesse Boon zegt dat het aanraken in onze natuur zit.
Bij de uitgang van de supermarkt herinner ik me dat ik lippenbalsem had moeten kopen, Labello. Bij de servicebalie vraag ik of ze dat hebben. Het servicemeisje zegt dat ik het in de winkel boven de shampoo kan vinden. Of ik mijn volle boodschappentas hier mag laten staan? Mag.
Nog nooit ben ik in de Keukenhof geweest. Ik dénk ook nooit aan de Keukenhof. Dat die 75 jaar bestaat, wist ik dus ook niet. Door een berichtje van PostNL ben ik op de hoogte. Die viert dat jubileum. Je kunt postzegels bestellen met bloemen erop, `fleurige hoofdrolspelers’. De leus is: `Breng je post tot bloei.’ Over die woorden is nagedacht. Ik ben zelden een kniesoor, geloof ik, maar nu wel, want ik mompel fel: bezorg die post nu maar gewoon, zorg dat we daarop mogen rekenen, klaar.
Hoe sta je er zelf in? Die vraag moet je je een paar keer per dag stellen, als je tenminste als mens van wanten wilt weten. Ik kan er niet onderuit paar keer per week berichten te lezen over Nederlanders en overgewicht. En de rol die ongezond eten daarin speelt. Hoe sta ik daar zelf in? Deze week kwamen zangeres Beatrice van der Poel en ik terug uit het hoge noorden waar we onze voorstelling Montere Weemoed speelden. De tournee is al lang afgelopen, maar zo nu en dwarrelt er nog een boeking binnen. En we vinden het leuk, dus waarom niet.
Nooit zal ik zeggen dat vroeger alles beter was, want dat was het niet, in ieder geval niet alles. Op mijn lagere school was er geen Week van de Lentekriebels. Ik geloof zelfs dat je het woord niet eens hardop mocht uitspreken. Op de middelbare school trouwens ook niet. Deze week gaat het over relaties en seksualiteit. Ja, ik herinner me dat het in de derde klas gymnasium even aan de orde was, minuutje of vijf, tijdens biologie.
Sommige mensen vinden het heerlijk om naar de markt te gaan. Zeggen ze dan ook vaak: “Ah, de markt. Héérlijk!” Heb ik niet zo. Komt door twee omstandigheden. Een: marktgangers met rugzakken waar alles in moet wat ze op de markt kopen. Komt bij de vaste inhoud van de rugzak, zaklantaarn, broodtrommetje, accuutje voor de telefoon. Die rukzakkers bewegen altijd enórm in de smalle gangen tussen de kramen. Ik heb maar een klein lijstje met irritaties. Rugzakkers staan vrij hoog.
Vaak, misschien iets te vaak heb ik erop aangedrongen beetje zuinig om te gaan met het woordje `leuk’. We noemen en vinden te snel iets leuk. Leuke trui, leuk kapsel, leuke snack. Aan leuk moet een zekere amusementswaarde hangen. Klinkt veel te theoretisch, maar ik weet even niet hoe ik het anders moet zeggen, ook omdat ik vaag bezorgd ben om mezelf.
Tijdens het natafelen begon iemand, misschien wel de gezondste van ons, ja, hoe dan ook de meest bewuste eter, over het eten van insecten, meelwormen om precies te zijn: “Wordt spoedig de normaalste gang van zaken.” Als veel te vaak denk ik dan: dat zien we tegen die tijd wel, spoedig hoeft helemaal niet érg spoedig te zijn.