Aan het begin van deze eeuw ging ik met een collega (v) voor een radioprogramma van de VPRO naar evenementen waar we normaal nooit aan toekwamen. Daarvan deden we dan gul verslag. Ik noem Holiday on Ice. Of een Woonbeurs. En natuurlijk de Huishoudbeurs die vandaag weer openbloeit in de Amsterdamse Rai. Bezoekers komen uit het hele land, vaak in bussen.
Ze keek weergaloos vrolijk naar binnen, de jonge vrouw die voorbij het huis stepte. Ik kende haar niet, maar door haar lach vergiste ik me misschien en hadden we toch een keer met elkaar te maken gehad. Sommige mensen kunnen zwaaien met hun lach. Daarom zwaaide ik terug. Ze had een kordate manier van steppen, ze ging ook vrij snel, haar dynamiek straalde opgetogen vrijheid uit: wie doet me wat?
Ernstige dag gisteren. Ja, Valentijnsdag, maar ik heb er niets van gemerkt, wat verder niet erg is, maar het maakte de dag wel ernstig. Het formatiedebat natuurlijk: ook enorm ernstig. Ook was het Aswoensdag, een opmerkelijke dag in mijn katholieke jeugd. Carnaval was voorbij, vastentijd begon en je moest naar de kerk waar de pastoor met natte as een kruisje op je voorhoofd plaatste, terwijl hij nadrukkelijk zei dat je stof was en tot stof zou wederkeren, best een pittige boodschap voor een jongen met het Echte Leven aan de horizon.
“Doe toch gezellig mee!” Is al vaak tegen me gezegd. Laatste jaren niet meer omdat de oproep doelloos bleek, maar daarvoor wel. Niet omdat ik sikkeneurig was, maar het zat niet zo in me, gezellig meedoen. Ik wilde heus wel, maar wist niet hoe en terwijl ik er me best voor deed, was het vooral te zien dat ik het probéérde. En dat is remmende dynamiek voor iedereen die van nature gewend is aan alles gezellig mee te doen, overal en altijd.
Verstandig verbond ik altijd met saai. Nog steeds, maar zeker in mijn jeugd. Mijn moeder had gelukkig niet veel erge zinnetjes in huis, maar deze zat in haar standaardrepertoire: “Doe wel verstandig, jongen.” Aan haar toon hoorde ik dat het om een staat van zijn ging die ik waarschijnlijk nooit zou bereiken, maar ik moest wel mijn best doen. Ik vond het ook een matig hanteerbaar advies, verstandig doen, want je moest dan, zeker in mijn geval, iets doen zonder te weten hoe.
Niets doen is belangrijk, lees en hoor ik steeds vaker. Ik heb mijn handen veel te vol aan van alles, gun me dan ook nauwelijks de tijd daarover na te denken, maar soms moet het. Bijvoorbeeld omdat in Engeland op sportscholen het Nederlandse niksen wordt getraind, wat ik een vreemde activiteit voor een sportschool vind. Ik snap ook niet precies hoe het gaat. Ja, je moet niet bezig zijn met het resultaat van wat je doet. Klinkt me zo abstract in de oren dat ik zeker weet er nog niet aan toe te zijn.
Vanuit bed klik ik de televisie aan, gisterochtend, en kom meteen in carnaval terecht. Goedemorgen Nederland zendt beelden uit van de beginnende festiviteiten die er helemaal niet uitzien alsof ze pas zijn begonnen, maar er altijd al waren. De muziek die uitbundig ten gehore wordt gebracht, ken ik: Bij ons staat op de keukendeur. Dat lied was er volgens mij ook al altijd.
Mijn woonplaats ligt niet in Brabant, maar er is wel een winkel waar ze worstenbroodjes verkopen, bereid zoals het in Brabant moet. De winkel is populair, ik ben er nog nooit geweest, wil wel, maar het komt er niet van, weet ook niet waarom. Eén keer bijna: op een loodgrijze namiddag in november, vol zwiepende regen en gure tegenwind, liep ik er langs. Ik was niet alleen, ik voerde een fiets aan de hand mee, met een lekke achterband. Kan niet eens zeggen dat ik in de ban was van een slecht humeur, ik had géén humeur meer.
En de sfeer was zo goed! Caroline van der Plas verzuchtte dat, Dilan Yesilgöz was het daar ongeveer mee eens en Geert Wilders heeft het niet zo op sfeer, maar was wel onaangenaam verrast. Ronald Plasterk ook. Volgens mij verder niemand. Het zat er al vanaf het begin in. Pieter Omtzigt had er geen zin in, maar ja, hij kon de verkiezingsuitslag niet ontkennen, maar als hij de afgelopen tijd in het openbaar wat prijsgaf zonder iets te zeggen, zágen we hem denken: “Wáár is de nooduitgang?”
Sympathiek vind ik het altijd wanneer een organisatie op een andere plek dan de normale van alles gaat bespreken. Maandagavond hoorde ik de directeur van de Evangelische Omroep zeggen dat hij die dag `op de hei’ was geweest met al zijn medewerkers om zorgvuldig het rapport Van Rijn te bespreken: “Hoe staan jullie erin?” Op de hei ontstaat waarschijnlijk een andere chemie dan in de vertrouwde werkomgeving met de lawaaierige koffiemachine en een affiche van de Keukenhof aan de muur.