Dadelijk, tussen de middag, leest de koning voor dat het niet goed met Nederland gaat. Er wordt trouwens iedere keer bij gezegd dat hij `de nieuwe koning’ is, alsof ons die verandering is ontgaan. Niemand zal er verbaasd over zijn. De afgelopen dagen hoorde ik op de radio al diverse deskundigen de troonrede analyseren. Nog niet zo lang geleden veroorzaakte dat verontwaardiging en vroeg iedereen zich af hoe het toch kon dat de tekst was uitgelekt, maar nu zijn we verontwaardigd als er geen lek is.
Gisteren incasseerden we regelmatig het woord `koopkracht’. Ik weet nog goed dat ik het voor het eerst hoorde en ook dat ik er niets mee te maken wilde hebben. Woord voor een slecht humeur, wist ik meteen, wat misschien een te beperkte en eigenzinnige benadering was. Kwam het ook doordat ik voelde dat ik zelf weinig koopkracht in huis had. Is inmiddels een beetje veranderd, maar toch blijft het woord ver van me weg. Had ik ook toen ik voor het eerst `kwantummechanica’ las. Leek me interessant, maar voor mijn leven kon het geen betekenis hebben.
Ooit droomde ik dat ieder mens maar een beperkt aantal vragen mocht stellen, zodat je dus over iedere vraag goed moest nadenken voordat je die verwoordde. Geen fantastische droom, want vragen kunnen het leven avontuurlijk maken en dan vooral de vragen die onverwachte antwoorden opleveren. Er zat toch ook iets waars in de droom. Soms moet je wél over een vraag nadenken.
Een vriend van me schreef een kinderboek met een zebra in de hoofdrol. Daarom werd het boek in de dierentuin ten doop gehouden, in de nabijheid van zebra’s die zich belangstellend gedroegen. En er waren uiteraard veel jonge kinderen, de doelgroep van het boek, kinderen in de voorleesfase. Vaak was ik aanwezig bij de presentatie van een boek voor volwassenen, maar hier ging het er toch anders aan toe, minder gewichtig, en dat vond ik zeer aantrekkelijk. Niemand deed zijn best interessant te zijn. Er waren ook twee vrouwen die de kinderen schminkten, als ze dat wilden.
Soms kunnen woorden erg goed zijn voor je humeur. Gisterochtend liep ik vroeg over straat, in het eerste licht. Als ik een bakker passeer zie ik naast de winkeldeur een bord hangen waarop in forse, gezellige letters staat: Vrijdag Gevulde Koeken-dag! Zelden eet ik een gevulde koek, maar nu krijg ik er zin in. Met die zin kan ik echter niets, want de winkel is nog niet open. Wel meen ik de geur van de koeken te ruiken. Die lijkt ergens van onder de grond vandaan te komen. Terwijl ik me de smaak van een gevulde koek voorstel, loop ik langs een kleine vrachtwagen.
Ah, handig van Greenpeace. Ik moet de brief nog krijgen, maar weet wat erin staat: mijn jaarlijkse bijdrage wordt automatisch verhoogd. Dat geld geef ik vrijwillig. Met die verhoging moet ik het dus ook vrijwillig eens zijn. Helder. Als dat laatste niet het geval is, moet ik dat binnen een maand telefonisch doorgeven. Het is een gang van zaken die me tegenstaat en nu ik daarover nadenk, alsjeblieft niet te lang, besef ik dat het vooral komt omdat ik niet houd van telefonisch contact.
Een woord dat ik met tegenzin hoor is `prijzenoorlog’. Daarvoor is een oorlog te ernstig. Toen lang geleden een befaamd voetbaltrainer zei dat voetbal oorlog was, werd die uitspraak meteen legendarisch gevonden, in positieve zin. Dat vond ik niet. Ik zeg heus niet dat voetbal `maar een spelletje’ is, maar oorlog is te veel. Ja, alles eromheen, maar ik heb het over wat er op het veld gebeurt of gebeuren moet. De prijzenoorlog tussen de supermarkten. Hoewel ik er het liefst helemaal niets over denk, denk ik toch minimaal twee dingen.
Instappen. Zo heet het, geloof ik, als je een ontwikkeling niet wilt missen en je er dus mee verbindt. Ik ben vaak niet ingestapt, meestal omdat ik op dat moment iets anders aan mijn hoofd had. Dan doet zich meteen een achterstand voor die ik niet kan inhalen. Ik twitter bijvoorbeeld niet. Ik kán het wel, maar kom er niet toe. Als ik er nu nog aan begin, voel ik me een enorme spuit elf. Facebook gemist. Paar keer per dag wordt me gevraagd of ik me aan iemand of iets wil linken. Doe ik niet.
Kun je genoeg krijgen van ergens genoeg van krijgen. Die vraag lijkt ingewikkelder dan die is. Voorbeeldje: wie zich in Nederland per fiets of lopend verplaatst, wordt vaker nat dan niet nat, zéker nu het najaar op stoom aan het komen is. Is altijd storend. Laat ik het zo maar samenvatten: storend. Ik ken mensen die daar geïrriteerd genoeg van krijgen. Hoor ik zelf ook bij. Toen ik gisteren voor de derde keer, op één dag dus, doorweekt raakte, dacht ik: ik moet me niet op de kop laten zitten en er iets van máken, maar ja, wát.
Aan enquêtes doe ik bijna nooit mee. Terwijl ik dit noteer, denk ik meteen `oprecht zijn, Verbogt’. Oké, mij wordt zelden iets gevraagd. De enquêtes die ik onder ogen krijg, boeien me nauwelijks. Soms krijg je er een potloodje bij. Daarmee kun je vakjes zwart maken, Met potloodjes ben ik altijd blij. Nu is er een enquête geweest alleen voor vrouwen bedoeld. Belangrijkste vraag is wie ze graag als minnaar wilden. Ik weet niet of ik het helemaal goed begrijp, maar volgens mij komt het daarop neer.