Stel dat de politie een berucht fietsendief wil vangen, de Koning der Fietsendieven. Ze weten wie het is, maar het lukt maar niet hem op heterdaad te betrappen, want daarvoor is hij een veel te lepe jongen. Hij heeft het niet voor niets zo ver geschopt in zijn branche. De politie besluit een lokfiets in te zetten, een niet al te zwaar exemplaar dat ze tegen een boom in de buurt van zijn huis laten leunen. Met maar één slot. Dat slot is weliswaar op slot, maar fietsen met maar één slot vragen erom gestolen te worden.
Zaterdag las ik een interview met tv-presentator Hans Goedkoop waarin hij onder meer zegt dat hij het belang van genieten overschat vindt. Genieten hoeft wat hem betreft altijd maar even, daarna ga je weer aan het werk. Terwijl ik dat las, voelde ik mezelf instemmend knikken. Ik geniet vaak, maar dat overkomt me, ik zoek het niet op. Vroeger was ik er zelfs een beetje bang voor. Gingen we op schoolreisje, zei mijn moeder: `Wel genieten, hoor.’ Dat bedoelde ze goed, maar mijn rugzakje werd door die opdracht meteen zwaarder.
Omdat het Boekenweek is, werd er de afgelopen dagen iedere avond laat een kort programma (minuut of acht) uitgezonden dat `Iedereen schrijft’ heette. Een montere titel die ook iets ontmoedigends heeft, want waarom zou je doen wat iedereen doet? Opzet was simpel: uit een schrijfwedstrijd kwamen vijf winnaars en die gingen, individueel, bij een schrijver op bezoek en die zei iets over wat hij of zij geschreven had. Ik deed ook mee en mocht de winnaar van de vijf winnaars ontvangen, een leuke jonge vrouw.
Inmiddels zijn we er gewend aan geraakt dat filmopnamen de tijd in onze straat ruim zeventig jaar hebben teruggezet, een Duitse film over Anne Frank. Sinds maandag ziet het leven er hier anders uit. De Tweede Wereldoorlog is nog niet afgelopen. Voor sommige vooral oudere bewoners kan dat lastig zijn, maar de medewerkers van de film zijn zo vriendelijk dat iedereen er echt van doordrongen is dat het `maar film’ is. Voor huizen met een te moderne uitstraling hangt camouflerend wasgoed van vroeger, waarbij vooral ruime onderbroeken opvallen.
Vaak ben ik bang dat ik iets niet begrijp wat ik wel zou móeten begrijpen. Kan liggen aan de wereld die steeds gecompliceerder wordt, maar ook aan mezelf. Ik houd rekening met dat laatste. Toen Fred Teeven maandag zijn aftreden bekendmaakte en nijdig tussen haakjes zei dat de deal met crimineel Cees H. deugde, voelde ik vaag dat ik misschien vol begrip moest knikken: natuurlijk klopt die deal, want de staatssecretaris zegt het, ook al is hij geen staatssecretaris meer. Sindsdien denk ik soms na over die deal.
Tijdje terug fietste ik langs een auto die half op het fietspad stond. Ik raakte een van de buitenspiegels. `Raken’ is een te groot woord. Ik streek er langs. Vergelijk het met een zuchtje wind. Er gebeurde toen dit: een man stapt uit. Nee, het is iets ánders dan uitstappen. Het linkerportier knalt open en er maakt zich een gestalte uit het voertuig los, twee eenheden die zich scheiden. Een man met veel lichaam, aan wie te zien is dat hij weliswaar last heeft van dat volume, maar geen mogelijkheden ziet er iets aan te doen. Hij heeft zich ontdaan van zijn hoofdhaar.
Volgens mij heb ik de openbare orde en veiligheid nog nooit grof geschonden. Ik ben daar ook niet geschikt voor. Als ik dat de komende dagen doe, krijg ik een bekeuring of word ik ingerekend. In minder ernstige gevallen niet, want de politie gaat actievoeren. Er moet een beter cao komen. Daar ben ik het mee eens, maar stel mezelf wel de misschien vreemde vraag of ik blij ben niet te worden bekeurd als ik op een stil kruispunt door rood rijd.
De opkomst van de barbier volg ik met vage interesse, wat vooral aan mijn haar ligt. Dat heeft een vrij matige uitstraling. Toch kan ik een lichte fascinatie voor deze beroepsgroep niet ontkennen. Zaterdag las ik een interview met een barbier die in Nijmegen en Arnhem opereert. Jean van Rossum heet hij en het gaat hem goed. Dat is te zien aan de foto waarop hij in zijn zaak is afgebeeld. Hij staat met zijn armen over elkaar fier en daadkrachtig voor zich uit te kijken, geflankeerd door twee medewerkers die met klanten bezig zijn.
Waarvoor ik huiver voel, is dat ik rare of vervelende dingen doe waarvan ik me niet bewust ben. Een abstract gevoel want als ik me er niet bewust van ben, weet ik dus ook niet dat ik die dingen doe. Neuspeuteren bijvoorbeeld. Als ik iemand daarmee bezig zie, vind ik dat hinderlijk, terwijl het niet mijn neus is – moest er nog bij komen. Of langdurig in het kruis krabben en ondertussen gapen. Ik hoop dat ik erop gewezen wordt als iemand me daarop betrapt. Of het daarmee opgelost is, geen idee, maar ik kan me erop concentreren zoiets te vermijden.
Volgende week zijn er in onze straat filmopnamen. Een Duitse productiemaatschappij maakt een film over Anne Frank, eind van dit jaar in de bioscopen te zien. Over dit project komen regelmatig schriftelijke mededelingen, want de bedoeling is dat de buurt duchtig meewerkt. Alle auto’s en fietsen moeten weg. Nergens mag iets eigentijds te zien zijn en ’s avonds komen medewerkers van de film zwarte doeken voor de ramen hangen. Dat laatste mogen we ook zelf doen, maar als we niet weten hoe dat moet, is er hulp beschikbaar. Volgende week donderdag moet het de hele dag regenen.