Soms, nee vaker dan soms, dénk ik dat ik iets begrijp terwijl ik ook een beetje zeker dat ik het niet goed begrijp. Ik heb het nu even over reclamespotjes. In Engeland mogen er een paar niet (begrijp ik) omdat de vrouw daarin als te stoeipoezerig wordt afgeschilderd. Zoiets. Of omdat er een man in voorkomt die véél meer kan dan een vrouw.
De ooievaar is terug. Stom dat ik niet wist dat die weg was, ook niet helemaal weg natuurlijk. In een stil landschap word ik er soms op gewezen: “Kijk, een ooievaarsnest!” Hoog, best ver weg in de hemel, beetje voornaam. Ik kijk altijd aandachtig. Er zijn er weer meer dan een tijdje geleden. Sommige mensen hebben er problemen mee omdat ze zich nogal ontremd ontlasten.
“Beetje ontspanning op het gezicht graag!” Dat zei de coach op de fitnessclub gisteren. Ik had mezelf in een apparaat geklemd en moest iets strekken, maar was vergeten wat. Terwijl ik daarover koortsachtig nadacht, stond ineens de coach naast me en die zei dat. Toen ik even later in de ban van volstrekte opluchting naar huis liep, bleven die woorden zich in mijn hoofd manifesteren: beetje ontspanning op het gezicht graag! Ik vroeg me af hoe je zoiets eenvoudig bewerkstelligt. Ja, door aan iets beters te denken dan er op dat moment aan de hand is.
Dat je pannenkoek moet schrijven en niet pannekoek, weet ik, maar ik ben vóór de versie zonder –n en ik geloof dat het stiekem ook best mag. Maar goed, daar gaat het niet om.
Vanavond en vannacht zijn er heel wat vallende sterren te zien. Afgelopen nacht geloof ik ook, maar toen had ik dringende bezigheden binnenshuis. Hoe het zit met vallende sterren is me al vaak helder uitgelegd, vooral toen ik jong was en me veel uitgelegd moest worden, maar die informatie werd overschaduwd door donkere nervositeit. Dat kwam doordat je een wens moest of mocht doen, maar dan wel heel vlug, want als de vallende ster gevallen was, stelde je wens niets meer voor.
Precair vrouwenonderwerp, maar ik moet het niet schuwen: de overgang. Ik ben er niet zo thuis in, hoewel ik er natuurlijk wel mee te maken heb gehad, maar hoe ik er ongeveer mee omging, heb ik niet opgeslagen in mijn kastje met nuttige weetjes.
Forse windstoten vandaag. Gisterochtend hoorde ik het al op radionieuws van 7 uur. De nieuwslezer voegde er een advies aan toe voor de kampeerders onder ons: we moesten controleren of de tentharingen stevig in de grond stonden. Of het precies die woorden waren, weet ik niet meer, maar zoiets. Ik vond het een fijne huishoudelijke mededeling.
Krijgt mijn levensloopstress een gevoelige optater als ik niet zeker weet of ik witwasklant bent? Misschien heb ik bij mijn bank wel een neutraal risicoprofiel, maar daarover kun je niet bellen waarschijnlijk: “Kunt u me zeggen hoe het zit met mijn risicoprofiel?” Het woord `risicoprofiel’ is nieuw in mijn leven. `Levensloopstress’ natuurlijk ook en ik heb geen idee of ik daaraan iets moet of juist niet. Van die mistige ambivalentie word ik trouwens nogal nerveus. Maar vandaag houd ik het even bij risicoprofiel.
Toen deze week de autogordelkwestie werd aangesneden, dacht ik uiteraard aan mijn eigen omgang met die voorziening. Op de grote weg, geen punt, gordel altijd om. Ik heb een auto uit 1993 en soms doet de gordel niet altijd mee met wat ik wil. Moet dan langs de kant van de weg gaan staan om het ding uit zijn ruststand te rukken. Ik probeer dat ontspannen doen, maar dat ben ik niet.
Iemand tegenkomen en dan een tijdje staan praten over wanneer we elkaar voor het laatst gezien hebben. Lang geleden, dat is duidelijk. Waar was het dan? Op een feestje? Ja, vast op een feestje, want we stonden te lachen. Dat weten we zeker, er was iets vrolijks aan de hand. Dat gebeurt vaak, dus die vage herinnering helpt nauwelijks. Waarom vinden we het belangrijk dat we het eens worden over de laatste keer dat we elkaar zagen en hoe dat ging? “Dinges was er ook bij,” zegt de ander. “Kom, je weet wel.”