In Den Haag begint er veel. Nu het gevecht tegen de afvalhufter. Nou ja, gevecht, dat is het ook weer niet: corrigerende maatregelen. Zoiets. De term `afvalhufter’ ken ik niet, maar ik weet wie er bedoeld worden, mensen die overal hun rotzooi achterlaten.
Is lekker iets te beloven terwijl je zeker weet dat het je geen enkele moeite kost je aan die belofte te houden. Ik heb dat sterk nu ik in alle kranten berichten lees over de intocht van Sinterklaas in Apeldoorn. En natuurlijk over de Pieten. Daarover ga ik het dus nooit meer hebben, over die Pieten. Geen woord. Columnisten moeten dat, geloof ik. Maar ik niet, want ik moet niks. Sinterklaas zelf schiet er dan ook bij in en misschien ga ik dat jammer vinden. Weet ik nog niet. Laat het eerst maar eens volop herfst worden.
Klein bericht, maar ik denk er lang over na. Kort samengevat: trein in Rotterdam stilgezet, vrouw in nikab, conducteur kan niet vaststellen of haar vervoersbewijs geldig is (vanwege onduidelijke identiteit), politie erbij, kwestie wordt opgelost, na enig gedoe. Vertraging: 20 minuten.
Paar dagen bracht ik door in de stilte van Zeeuws Vlaanderen. Klein huisje in het midden van nergens. Kan dat nog in Nederland? Haast niet, maar toch wel bijna. Tussen akkers en velden, koolzaad, in het vlakke land, door Jacques Brel bezongen, hoge hemel. En vooral die stilte. Als het stil is, zeggen we daar vaak iets van, bijvoorbeeld dat het stil is. Het is net alsof we dat móeten zeggen. Waarschijnlijk is het door de verbazing over die stilte. Of opluchting. Of omdat we het bijna nooit kunnen zeggen, althans binnen onze landsgrenzen.
Ieder jaar neem ik met interesse en vooral enorm plezier kennis van de bekendmaking van de IgNobelprijzen. Gebeurt in Amerika en die prijzen zijn er voor wetenschappelijk onderzoek en uitvindingen waarmee doorgaans niets gedaan wordt. De aanpak is echt serieus, maar we moeten er vooral om lachen. Dit jaar viel me een uitvinding op van een Iraanse ingenieur: de luier-verwisselmachine. Kan zo in productie worden genomen, maar niemand wil eraan.
Een bescheiden café aan de rand van de Vlaamse stad Gent. Einde van de ochtend. Ik zit aan een grote tafel diep in gedachten verzonken. Ineens plaatst een hand een geplastificeerd kaartje op die tafel. De hand hoort bij een grote vrouw met en vriendelijk, verweerd gezicht. Op het kaartje staat: Creatieve Workshop. Voordat die woorden goed tot me doordringen zijn er zes vrouwen aan de tafel gaan zitten. Het zouden allemaal zussen kunnen zijn van de grote vrouw met het vriendelijke, verweerde gezicht.
Mensen bij ik op bezoek was, hadden onder de ochtendkrant een boek liggen dat Hoe red ik mijn huwelijk?heette. Misschien iets anders, maar zoiets. Ik zag de titel in een fractie van een seconde, want schrok en liet het ochtendblad er weer op vallen. Mocht ik weten dat ze dat boek lazen? En vooral waarom? Zo’n boek koop je niet om even te kijken of het wat is. Misschien kregen ze het cadeau, wat natuurlijk ook nogal erg is. Hadden ze gezien dat ik het zag? Moest ik er wat over vragen?
Voor iemand die, zoals ik, niet altijd van woordspelingen houdt, is het een vervelend woord: Stoptober. Natuurlijk, het gaat om een goed doel, per 1 oktober stoppen met roken, maar toch. Het heet trouwens nog erger: Nationaal Stopmoment Stoptober. Het is nog niet zo onaantrekkelijk als `consuminderen’, maar Stoptober komt in de buurt.
De SIRE (Stichting Ideële Reclame) voedt ons al jaren op, niet gaan schreeuwen tegen elkaar, niet met alcohol achter het stuur, mensen helpen die hulp nodig hebben, dat soort gedrag. Niet iedereen komt daarop, dus nuttig. Gisteren begon een campagne die ons moet aansporen kapotte spullen niet meteen weg te gooien, maar die een tweede leven te gunnen. Doel van de campagne is dat we ons bewust zijn van de waarde van die spullen.