Vrijdag deed ik mijn inkopen voor de kerstdiners. Ik dacht dat ik klaar was, maar dat bleek zaterdag niet zo zijn. “Je moet echt nog wat kleine dingen halen.” Met die opdracht bezocht ik de markt, twee supermarkten en een, wat dan heet, speciaalzaak – een woord waaraan ik alleen maar denk, maar nooit wil uitspreken.
Nog twee dagen te gaan en ik heb nog steeds geen kerstgedachte die iets in me oproept. Ik ben opgegroeid met de algemene kerstgedachte Vrede Op Aarde, maar dat is geen gedachte meer, het zijn alleen nog maar mooie woorden.
Het liefst koop ik spullen die ik nodig heb of graag wil hebben, in een winkel en niet via internet. Niet omdat ik ouderwets wil doen, maar omdat ik het aantrekkelijker vind, zeker wanneer het gaat om dingen die aangenaam zijn zoals boeken, films en muziek. Kleren zou ik wel graag via internet bestellen, maar het kan dan zijn dat je ze moet terugbrengen omdat er iets mis is met de maat of kleur. Ik zie soms mensen met zo’n pakket op een postafgiftepunt en die ogen altijd teleurgesteld of getergd.
Als donker en dreigend nieuws dichtbij komt, lees ik graag kleine berichten over kleine kwesties. Ik negeer het grote nieuws niet, integendeel, het houdt me strak bij de les, maar de kleine kwesties hebben dan in hun eigenheid iets troostrijks. Normaal zou ik eroverheen lezen.
Het is te hopen dat iemand eens duidelijk uitlegt hoe het zit met de medicijnen tegen depressie. Is het probleem dat ze in veel gevallen niet helpen of worden ze te snel voorgeschreven?
Bij de ingang van Albert Heijn geeft een vriendelijk jongeman me een kaartje. Achter hem is een vrouw bij een grote bak in de weer. Haar kleding heeft hier en daar een kerstaccent. De jongeman vertelt me wat er op het kaartje staat. Of ik behalve mijn eigen boodschappen ook iets wil kopen voor de voedselbank. Dat kan ik geven aan de mevrouw bij de grote bak. Het gaat om houdbare producten. Op de voorkant van het kaartje is een lijstje daarvan afgedrukt. Deze actie vind ik een goed idee. Dat zeg ik ook tegen de jongeman. Hij steekt zijn duim omhoog.
Vanavond is Het Groot Dictee der Nederlandse Taal. A.F.Th. van der Heijden schreef het, dus het zal goed in elkaar zitten. Ik doe er niet aan mee, want ga naar een optreden van De Dijk. Dat hoort bij de rituelen die me naar het einde van het jaar sturen. De band speelt altijd in de tweede helft van december op in Paradiso. Dan weet ik zeker dat het jaar bijna voorbij is. Dat kun je ook aan de kalender zien natuurlijk, maar het is ook een gevoel, om het zo maar eens te zeggen.
Het waaiwoord van deze week is: biechtstoelprocedure. Ik kwam het tegen in de berichtgeving over het gedonder in de SP. Het zal niemand ontgaan zijn: de aardige Emile Roemer is te aardig, daar komt het min of meer op neer. Misschien wisten we dat al een beetje, maar fractieleden brachten deze kritiek anoniem in de wereld. Vandaar de biechtstoelprocedure, en dat is geen goed woord, behalve natuurlijk als de schuldigen schuld zouden bekennen, maar dat is, geloof ik, niet gebeurd.
Er zijn dingen of verschijnselen waarvan ik graag zou houden, terwijl ik dat helaas niet doe. Bijvoorbeeld van de muziek van Prince, een van de grote kunstenaars die ons dit jaar ontvallen zijn. Ik heb mijn best gedaan, maar vind er niets aan. Er zijn mensen die een kolossaal lichtgevend rendier in hun tuin plaatsen of aan de gevel bevestigen. Geen echt rendier natuurlijk, maar ik bedoel kerstviering. Soms wil ik dat ik dat ook leuk vind, voor mijn eigen huis dus, maar het lukt me niet. Graag pluk ik nog een voorbeeld uit deze donkere dagen.
Wanneer het einde van het jaar nadert, komen de lijstjes weer: het beste dit, het meest opvallende dat. Waarom doen we dat? Waarschijnlijk om te beseffen wat het bijna verdwenen jaar ons geboden heeft.