De nieuwe postzegels al gezien? Tien postzegels met per zegel één Nederlandse lekkernij? Ik wel. Ik ging meteen na of ik ze weleens gegeten had. De meeste wel, de Bossche Bol bijvoorbeeld en de onvermijdelijke Limburgse vlaai natuurlijk ook. Drie niet: Groningse eierbal, Drents kniepertie en Tielse kermiskoek.
Het wordt vaak `een klik’ genoemd. Je ontmoet iemand, meestal toevallig, en denkt verrast: ja! Het kan het begin zijn van een vriendschap, een passie, een prachtige zakelijke relatie. Soms is het een kwestie van een paar seconden. Vandaar ook klik.
Met ingehouden adem lees ik over de obstakelraces die steeds populairder worden. Dat er een dode bij viel, tien dagen geleden, verbaast me niets, want wat je als deelnemer moet presteren, grenst aan het onmogelijke, meen ik, maar ik ben geen partij meer. Lange tijd in mijn leven liep ik drie keer per week ruim een uur hard, bij voorkeur in de vroege ochtend, graag langs de rivier in het prille daglicht, soms ook over trajecten die speciaal voor sportieve mensen waren aan gelegd. Er stonden apparaten waaraan je wat oefeningen kon doen en daarna rende je weer verder.
Misschien moeten parlementaire journalisten onderling afspreken: we doen er een tijdje niets meer aan, laat ze zélf maar bellen, als een goed gesprek niet alleen een goed gesprek is, maar ook iets oplevert.
Woensdagavond was ik bij vrienden op bezoek om hun zoon te feliciteren. Hij was geslaagd voor zijn eindexamen. Altijd een mooi beeld: tas met vlag uit het raam. Natuurlijk hadden zijn ouders en ik het over onze eindexamens. Van de examens staan me alleen wat essentiële fragmenten bij, van wat daarna gebeurde alles. De opluchting die maar niet overging. De dag na de uitslag wakker worden en wéér zeker weten: ik hoef nóóit meer naar school! De vreugde golfde door me heen. En dan natuurlijk de feesten.
Een sombere, een beetje door vocht aangetaste stem op de radio zegt gisterochtend: “Onze doelgroep bestaat vooral uit mensen die in het weekend graag een drankje doen.” Hoe ik het weet, geen idee, maar ik voel dat het gesprek bijna ten einde is en de geïnterviewde man nog een punt moet maken. Hij wil ook zijn doelgroep verdedigen. Doelgroep is een woord waarbij ik me nooit thuis heb gevoeld, wat misschien ook komt doordat ik geen groepsmens ben, zeker geen lid van een groep waarover anderen denken iets te zeggen te hebben.
Het beeld zal mijn netvlies nog wel een tijdje blijven plagen, maandagavond kwam het tot ons: vier mannen in overhemd tussen de bosjes voor het Catshuis. Drie van hen hadden een stropdas om, de stijfste van het gezelschap niet. De zomerwind speelde met de stropdassen. Dat ze geen jasje aan hadden moest iets informeels uitstralen. Iemand moet gezegd hebben: “Zullen we onze jasjes maar uitdoen, dan naar buiten gaan en net doen alsof we serieus in gesprek zijn.” Zoiets?
Niet voor niets dat deze week hier in de regio het grootste fietscongres ter wereld wordt gehouden. Nederland is fietsvriendelijk en deze regio al helemaal, met Nijmegen als kroonjuweel. Daarom is daar overmorgen een grote fietsenparade te zien.
Tot nu toe is het nog niet gebeurd dat ik midden in de nacht zin had in bloemkool. Ben nog nooit opgestaan om iets te eten. Ja, misschien lang geleden. Waarschijnlijk voor een boterham met pindakaas, maar het zal in een érg ver verleden zijn geweest. Veel verleden is niet ver weg, maar sommige periodes wel.
Een toespraak houden is een hele kunst. Een boeiende toespraak, bedoel ik. Je moet niet alleen zeggen wat je te zeggen hebt, maar ook goed nadenken over hoe je het zegt. Dat laatste is vaak het probleem.