Als je op een grote manifestatie, bijvoorbeeld een festival, moet optreden (in mijn geval is dat voorlezen uit mijn boeken of zoiets) krijg je van de organisatie een polsbandje. Dan heb je toegang tot alles. Ik groei er altijd een beetje van. Het is net alsof het polsbandje iets aan je identiteit toevoegt. Ik lees dat ze in Utrechtse cafés zorgvuldiger omgaan met het alcoholverbod voor jonge mensen. Onder de 18 blauw bandje, geen alcohol, boven de 18 roze bandje.
Muizen vind ik vriendelijke, inventieve diertjes Thuis in de stad zie ik ze weinig, terwijl ik weet dat ze er zijn, maar waarschijnlijk leiden ze een geheim, ondergronds leven en hebben ze helemaal geen zin zich in de buurt van mensen op te houden. Die neiging heb ik soms ook.
Waarom ik het lees, zou ik niet kunnen zeggen, maar ik lees dat Irene Moors vanaf eind augustus een nieuwe quiz gaat presenteren, die `De perfecte vraag’ heet. Terwijl ik zeker weet dat ik het programma nóóit zal zien, lees ik toch verder, want ik ben geïnteresseerd in wat de perfecte vraag inhoudt. Heb ik weleens een perfecte vraag gesteld? Wat maakt een vraag perfect?
Over mijn geheugen heb ik zelden klachten. Daarom verbaast het me dat ik kwijt ben hoe mijn eerste contact met de pinautomaat was. Die bestaat deze week vijftig jaar, in Engeland uitgevonden, in 1967 dus, maar hier pas in 1982 gangbaar. Ik ben tuk op kleine (en uiteraard ook grote) historische momenten, maar zoek vergeefs in mijn herinneringen naar het moment dat ik het huis verliet om voor het eerst geld `uit de muur’ te trekken. Misschien vond ik het niet sensationeel.
“Roestik, Thomasj, roestik!” Dat zijn altijd de eerste woorden van de Braziliaanse klusjesman. Als ik hem bel of in de deuropening spreek, voel ik meestal lichte paniek: er is iets wat ik niet kan oplossen, maar hij wel. Hij lost alles op, mits hij daar tijd voor heeft, en dat laatste is een probleem.
In een televisieprogramma over de formatie, of hoe je die gang van zaken wilt noemen, zag ik de heer Roemer lopen. Zijn tred was nukkig en hij zag er neerslachtig uit. Hij zei: “Nu gaat een bankier een regering vormen” en daarna volgde er nog wat, maar dat kon ik niet goed verstaan. Waarschijnlijk was het iets als `mooie boel’, want het is duidelijk dat de heer Roemer dat vond of vanuit zijn achtergrond moest vinden, mooie boel.
Gisteren las ik een artikel over moeilijke eters. Ging over kinderen. Dat het geen zin heeft krachtige maatregelen te nemen wanneer een kind niet alles eet wat opvoeders willen. Is allemaal onderzocht en de uitkomst is dat het in de meeste gevallen vanzelf goed komt. Het laatste is maar hoe je het bekijkt.
Zes dagen per jaar geef ik les op de Toneelacademie in Maastricht. Ik ben geen leraar, maar verheug me altijd op die korte periode. Met ongeveer tien studenten ben ik bezig met het schrijven van teksten en hoe je die brengt. Voor de eerste lesdag vraag ik hun iets mee te brengen wat inspirerend voor hen was, lang voordat ze aan de opleiding begonnen. Ik bedoel het moment dat ze dachten: dat wil ik ook! Kan een boek zijn, een film, een liedje, een toneelstuk, van alles. Van dat moment moeten ze iets meebrengen.
Er is altijd wel iemand in mijn nabije omgeving die aan yoga doet. Raar dat we het er nooit over hebben, wat misschien ook komt doordat ik nooit iets van de gevolgen merk. Maar het kan dat iedereen de gevolgen lekker voor zichzelf houdt. Tegen mij is nog nooit gezegd: “Jij zou eens aan yoga moeten doen.” Ook niet door beoefenaars van yoga. Daaruit heb ik de laffe conclusie getrokken dat het niets voor mij is.
Van het tafereel dat `Formeren is dineren’ heet, zag ik een paar foto’s die ik aandachtig bekeken heb. De vastberaden uitspraak dat formeren dineren is, komt van Alexander Pechtold. Zijn nieuwe compagnon Gert-Jan Segers noemt het anders: “Het is altijd goed om elkaar eventjes in de ogen te kijken.” Blijkbaar was dat er al enige tijd niet van gekomen. Eventjes is een verkleinwoord van even en even duurt al niet zo lang, eventjes moet een fractie van een seconde zijn. Gert-Jan Segers klinkt dus ook vastberaden.