Haast nooit kijk ik een televisieprogramma terug op Uitzending Gemist. Behalve dat ik er niet toe kom, om dezelfde reden als ik niet tot het televisieprogramma kwam, vind ik het ook een tweedehands manier van kijken. Als een televisieprogramma een deel is van een reeks, komt er later vaak een DVD van, maar daarvoor geldt hetzelfde als voor Uitzending Gemist.
De zondag overleden grote Amerikaanse komiek Jerry Lewis was ik niet vergeten, nee zeg. Ik hoorde hier niet vaak meer over hem praten, maar keek nog regelmatig naar fragmenten uit zijn films en optredens. Ik houd erg van oud amusement. Iedere keer als ik zoiets beweer, haast ik me eraan toe te voegen dat ik de laatste ben die vindt dat vroeger alles of veel beter was, want dat is niet zo. Het amusement van toen was alleen anders leuk dan wat nu leuk is. Zelf vind ik dat vaak minder leuk, maar dat ligt aan mij.
Zelden hoorde ik het woord `gewoon’ zo vaak achter elkaar als zaterdagavond. Het was in een reportage die in Nieuwsuur werd uitgezonden. Plaats van handeling was een kleine plaats aan de grens tussen Spanje en Frankrijk. Daar kwamen de terroristen vandaan die verantwoordelijk waren voor de aanslag in Barcelona. Jongens waren het, gewone jongens. Dat zei iedereen die in de reportage aan het woord kwam, klasgenoten, andere mensen die hen kenden, de locoburgemeester. Het waren niet alleen gewone jongens, alles was daar gewoon, vredig, iedereen ging goed met elkaar om.
De berichten over de herenfiets liet ik ongelezen. Ik dacht: wat nu weer? Ik liet het bij die gedachte, verdiepte me niet in het antwoord op die kleine vraag. Misschien krijg ik steeds meer last van de vraag `Wat nu weer?’. Ze moeten van de herenfiets afblijven! Alleen het woord al. Er zullen vast ook mannenfietsen bestaan, maar dat zijn andere fietsen dan herenfietsen. Het probleem is de stang. Ook al liet ik de berichten ongelezen, dat drong tot me door: de stang.
Gek dat ik denk dat ik geen stukje meer moet schrijven over het openbaar gebruik van de mobiele telefoon, terwijl het in veel gevallen een vorm van zachte hufterigheid is. Over andere hufterigheid schrijf ik wel, niet te vaak trouwens, want ik wil het hier graag licht houden. Toch moet ik hier soms wat kwijt over een kwestie waarvan ik last heb. De mobiele telefoon probeer ik echter te vermijden. Misschien ook omdat ik het een open deur vind daarover te zeuren. Ik heb het liever over oplossingen dan over problemen.
Gisterochtend hoorde ik op de radio een gesprek met een Elvisimitator. Daar zijn er veel van. Ook in Nederland. Kun je inhuren voor een feestje. Deze Elvisimitator wordt geprezen om zijn Elvispak. We weten dan wat er bedoeld wordt: een wit pak met nogal wat versiering erop en een riem waarmee je een stier in bedwang kunt houden. De Elvisimitator bevestigde de kwaliteit van zijn pak en zei dat het een originele replica was. Vond ik interessant gezegd: originele replica.
Waar ik vandaag 40 jaar geleden was toen ik hoorde dat Elvis was overleden, weet ik niet meer, terwijl je zoiets hóórt te weten. Wel dat ik het zo’n vréémd bericht vond. Meer nog dan ik diep geschokt was. Misschien kwam dat laatste ook omdat ik niet lang daarvoor een zangshow van hem had gezien, op televisie uiteraard, en toen dacht ik: ja, als je je leven zo belachelijk maakt, kun je beter dood zijn.
Het is niet belangrijk, maar de plek waar de glas- en papierbak staan is er zelden een met een vrolijk stemmende uitstraling. Komt misschien ook door wat je daar doet. Is nuttig, zeker, maar er is ook iets armzaligs aan de hand zonder dat te zeggen valt wat dat is.
De eerste dagen na mijn terugkeer van vakantie ben ik altijd nogal innig met mijn eigen leefomgeving bezig. Hoe lang ik weg ben geweest, doet er niet toe. Ik ben graag thuis en wil dan ook goed tot me laten doordringen hoe alles rond thuis er ook weer uitziet. Ik loop met nieuwe aandacht door de buurt en ga bijvoorbeeld even de muziekwinkel binnen, niet alleen om te kijken of er nieuwe muziek is waarvan ik kennis moet nemen.
De laatste keer dat ik een nieuwe fiets kocht, was twintig jaar geleden. Ik fietste erop naar huis en riep in de gang: “Kom even naar mijn nieuwe fiets kijken.” Toen ik weer buiten kwam, was de fiets weg. Eigen schuld, voor die halve minuut had ik hem niet op slot gezet. Ik was geschokt door de dynamiek van deze gang van zaken, ook omdat ik naar links en rechts kijkend niemand met de fiets zag. Daarna kocht ik alleen maar tweedehands rijwielen. Die werden ook op ongelukkige momenten gestolen, maar daar raakte ik aan gewend.