Als we aan het eten zijn zien we er nooit op ons best uit. Dat is niet zo erg, want iedereen vertoont hetzelfde probleem, zodat je je kunt afvragen of je het een probleem moet noemen.
Als ik het woord `wijkagent’ lees, wat niet zo vaak gebeurt, denk ik altijd aan een ontmoeting met de wijkagent uit mijn kindertijd, eind jaren vijftig. Graag wilde ik meedoen aan het straatvoetbal, maar mijn vrienden zagen dat liever niet. Ik noem ze vrienden en dat waren ze ook, maar toch, dit was een puntje. Ik snapte het wel, want ik kon hard schieten, maar dat waren richtingloze bewegingen. Samenvattend: ik had geen tactiek, zelfs niet iets wat erop leek. Ik stond dus aan de kant, wat verder niet zielig was. Soms schopte ik een bal terug die uit was gegaan.
Goed woord: wijverig. Ik hoorde het Eva Jinek eergisteren zeggen. Ik word een steeds grotere fan van Eva Jinek. Ze zei het tegen het tamelijk weerzinwekkende personage Jan Roos.
Op mijn bureau staan nog steeds de drie delen van het Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal. De Van Dale dus. Die raadpleeg ik nog maar zelden, ook omdat er van alles op ligt, papieren, boeken, knipsels. Moet ik er dan eerst af halen en terwijl ik dat doe, ga ik erover nadenken en als ik dan eindelijk in een van de drie delen ben beland, ben ik kwijt welk woord ik ook alweer wilde opzoeken.
Een angstaanjagend woord vind ik: shoppen. Wat het woord betekent dus. Dat het woord er zo als woord uitziet, daar kan het woord ook niets aan doen. Het is een beetje sneu, want het kan ook in het Nederlands, maar dan is blijkbaar de uitstraling minder, ja minder wat?
De afgelopen dagen keek ik tussen de bedrijven door naar conferences van Henk Elsink die vorige week vrijdag overleed. Ik herinnerde me niet of ik zijn werk leuk vond. Tot het bericht van zijn dood had ik trouwens nooit meer aan hem gedacht, wat helaas wel wat zegt. Ik houd immers van oud amusement, zeker uit de jaren zestig toen er veel vaker gezamenlijk televisie gekeken werd. Van dat laatste ben ik niet helemaal zeker, maar die sfeer was er wel (`stil op straat’). Als ik me in dat oude amusement verdiepte, kwam Henk Elsink nooit in beeld.
Gisteravond keek ik niet naar het lijsttrekkersdebat. Ben ik dan niet meer geïnteresseerd in politiek? Zeer. Maar ik kon even geen lijsttrekker verdragen en ging naar de film.
Toen ik alweer een paar weken geleden de eerste paaseitjes in de supermarkt zag, probeerde ik daarover niets te denken, ook niet: wat vroeg. Maar deze week moest je er echt lángs om bij de kassa te komen. Niet alleen paaseitjes, maar ook lammetjes, paashazen en dat soort dingen.
Altijd als ik naar de beveiligers rond de heer Wilders kijk, denk ik: tegen hen hoeft hij in ieder geval niet meer beveiligd te worden. Als ik een beveiliger van de heer Wilders in de supermarkt zou tegenkomen, vroeg ik die echt niet of hij wist waar de mandarijnen lagen. Het zijn nogal intimiderende mannen, de meeste hebben kale koppen om te laten zien dat het menens is.
Iedereen kent het: je bevindt je in een kamer in een groot of iets minder groot gezelschap. Er is bijvoorbeeld iemand jarig, zoiets. Ineens zwaait de deur zwaait open en daar is de goedgemutste laatkomer. Iedereen kijkt naar de deur, want daar gebeurt iets. De laatkomer spreidt de armen gul bij wijze van begroeting en het is net alsof hij tijdens dat gebaar alle aanwezigen tegelijk aankijkt. Hij vult de hele ruimte.