In een tankstation probeer ik meestal niet om me heen te kijken. Behalve dat ik een beetje in de war kan raken, wil ik ook ineens van alles kopen, ja, wat veel mensen shoppen noemen, dus koortsachtig dingen aanschaffen die ik niet nodig heb, bijvoorbeeld een geinig beertje met een pet op of stroopwafels in een trommel met Oudhollandse uitstraling.
Zweven doe ik nog maar een beetje. Ik denk bijna zeker te weten wat me overmorgen te doen staat. Bijna dus. En als we over een maand of zes een nieuwe regering hebben – ik ben optimistisch van nature, ga ik aan de nieuwe premier een brief schrijven. Misschien is die premier wel de man op wie ik woensdag ga stemmen. In die brief stel ik een vraag. Of hij vooral in het begin van zijn regeerperiode ieder toespraak afsluit met het verzoek dat niemand meer zegt dat hij of zij voor de inhoud gaat.
Al heel lang geleden ben ik opgehouden met het maken van boodschappenlijstjes. Meestal stelde ik in de winkel of op de markt vast dat ik het vergeten was en dan leek het alsof mijn geheugen qua boodschappen een volstrekt lege ruimte was. Had een ontmoedigende uitwerking op me.
Als de trein een station nadert, wordt het altijd duidelijk omgeroepen: “Denk bij het verlaten van de trein aan uw persoonlijke eigendommen.’’ Dat persoonlijke hoeft er niet bij, maar je bent een kniesoor als je dan gaat stampvoeten. Er zijn ook conducteurs die hun omroep niet duidelijk genoeg vinden, dus dat je moet denken aan je persoonlijke eigendommen, en voegen eraan toe: “En neem ze ook mee.” Dat is humor, misschien humor die voor de hand ligt, maar wat geeft het?
Braaf! Dat is het woord dat me het eerst te binnen schiet, als de hond van een vriendin over haar tuinpad naar me toe stormt om luid blaffend tegen me aan te springen. Het woord ken ik uit de periode dat ik zelf een hond had, inmiddels alweer lang geleden. Braaf! Ik houd niet van dat woord. Het is een beetje tuttig. Als ik het roep, voel ik me meteen een man met veel te blozende wangen en slap haar. Maar ja, wat moet je als zo’n hond op je af rent? Altijd roept de vriendin: “Hij doet niets, hoor!”
Al een paar dagen zit het Wilhelmus behoorlijk in mijn hoofd. Dus sinds de heer Buma erover begon en hij daar vervolgens voor op zijn donder kreeg. De heer Buma zag graag dat het op school werd geleerd en dat iedereen er ook bij ging staan. De heer Roemer vond het een beter idee als de scholieren We are the World zouden zingen, wat uiteraard humoristisch bedoeld is.
Als we aan het eten zijn zien we er nooit op ons best uit. Dat is niet zo erg, want iedereen vertoont hetzelfde probleem, zodat je je kunt afvragen of je het een probleem moet noemen.
Als ik het woord `wijkagent’ lees, wat niet zo vaak gebeurt, denk ik altijd aan een ontmoeting met de wijkagent uit mijn kindertijd, eind jaren vijftig. Graag wilde ik meedoen aan het straatvoetbal, maar mijn vrienden zagen dat liever niet. Ik noem ze vrienden en dat waren ze ook, maar toch, dit was een puntje. Ik snapte het wel, want ik kon hard schieten, maar dat waren richtingloze bewegingen. Samenvattend: ik had geen tactiek, zelfs niet iets wat erop leek. Ik stond dus aan de kant, wat verder niet zielig was. Soms schopte ik een bal terug die uit was gegaan.
Goed woord: wijverig. Ik hoorde het Eva Jinek eergisteren zeggen. Ik word een steeds grotere fan van Eva Jinek. Ze zei het tegen het tamelijk weerzinwekkende personage Jan Roos.
Op mijn bureau staan nog steeds de drie delen van het Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal. De Van Dale dus. Die raadpleeg ik nog maar zelden, ook omdat er van alles op ligt, papieren, boeken, knipsels. Moet ik er dan eerst af halen en terwijl ik dat doe, ga ik erover nadenken en als ik dan eindelijk in een van de drie delen ben beland, ben ik kwijt welk woord ik ook alweer wilde opzoeken.