De afgelopen dagen keek ik tussen de bedrijven door naar conferences van Henk Elsink die vorige week vrijdag overleed. Ik herinnerde me niet of ik zijn werk leuk vond. Tot het bericht van zijn dood had ik trouwens nooit meer aan hem gedacht, wat helaas wel wat zegt. Ik houd immers van oud amusement, zeker uit de jaren zestig toen er veel vaker gezamenlijk televisie gekeken werd. Van dat laatste ben ik niet helemaal zeker, maar die sfeer was er wel (`stil op straat’). Als ik me in dat oude amusement verdiepte, kwam Henk Elsink nooit in beeld.
Gisteravond keek ik niet naar het lijsttrekkersdebat. Ben ik dan niet meer geïnteresseerd in politiek? Zeer. Maar ik kon even geen lijsttrekker verdragen en ging naar de film.
Toen ik alweer een paar weken geleden de eerste paaseitjes in de supermarkt zag, probeerde ik daarover niets te denken, ook niet: wat vroeg. Maar deze week moest je er echt lángs om bij de kassa te komen. Niet alleen paaseitjes, maar ook lammetjes, paashazen en dat soort dingen.
Altijd als ik naar de beveiligers rond de heer Wilders kijk, denk ik: tegen hen hoeft hij in ieder geval niet meer beveiligd te worden. Als ik een beveiliger van de heer Wilders in de supermarkt zou tegenkomen, vroeg ik die echt niet of hij wist waar de mandarijnen lagen. Het zijn nogal intimiderende mannen, de meeste hebben kale koppen om te laten zien dat het menens is.
Iedereen kent het: je bevindt je in een kamer in een groot of iets minder groot gezelschap. Er is bijvoorbeeld iemand jarig, zoiets. Ineens zwaait de deur zwaait open en daar is de goedgemutste laatkomer. Iedereen kijkt naar de deur, want daar gebeurt iets. De laatkomer spreidt de armen gul bij wijze van begroeting en het is net alsof hij tijdens dat gebaar alle aanwezigen tegelijk aankijkt. Hij vult de hele ruimte.
Vorige week reed ik van Nijmegen naar Arnhem, in de auto. Het was halverwege de ochtend, niet druk, en ik hield me keurig aan de maximum snelheid, want ik heb mijn leven op sommige punten verbeterd.
In Trouw las ik een artikel over het lied Penny Lane van The Beatles. Moet ik dat laatste erbij zetten? Ik denk dat het bij de basiskennis hoort, hoewel ik laatst een twintigjarige nogal wat over The Beatles moest uitleggen, terwijl ze toch een fanatieke muziekliefhebber is. Graag lees ik over liedjes, over de herinneringen die ermee verbonden zijn.
Toen ik gisterochtend de televisie aanzette, werd ik op het scherm meteen toegesproken door een man die bezorgd keek. Hij had een baard maar ook geen baard, zo’n baard die de indruk maakt dat hij er toevallig even is maar dadelijk ook weer weg kan zijn. Sommige mannen hebben die om te laten zien dat het menens is zonder dat het duidelijk is waarmee. Hij keek niet alleen bezorgd, zijn stem klonk ook zo. Hij zei ongeveer: “U moet met zijn tweeën rijden, drink veel water en zorg ervoor goed uitgerust te zijn.”
Het woord zal nieuw zijn: straatintimidatie. Ik kwam het tot voor kort nog niet tegen, maar misschien heb ik niet goed opgelet. Het is familie van een wat algemener nieuw woord: intimidatieverbod. Van wat het woord betekent, ben ik een groot voordstander, ook al laat ik me nauwelijks meer intimideren, wat niet wegneemt dat ik last heb van mensen met intimiderend gedrag. En ik teken er natuurlijk belerend bij aan dat het ook aan jezelf ligt als je je makkelijk laat intimideren. Dat laatste geldt weer niet voor straatintimidatie.
Voordat ik gisterochtend de gordijnen opende, had ik op de radio al een keer of vijf over lente horen spreken. Is aangenaam. Mooi, zacht woord. En alle woorden waarin lente voorkomt, zijn dat ook. Zelfs lenteuitje, een prettig uitje immers – en ik heb het nu niet over een uitstapje, hoewel uitstapjes in de lente ook niet te versmaden zijn, want dan ga je tintelen van verwondering, wat overigens in andere seizoenen ook het geval kan zijn, áls je maar goed om je heen kijkt.