Eergisteren kwam ik tegen middernacht thuis en zette het Journaal aan. Ik wilde nog even het nieuws over Bob Dylan en de Nobelprijs zien. Toen ik het ‘s middags hoorde, juichte ik. Graag wilde ik er de rest van de dag met vrienden over praten, de muziek van Dylan draaien, bladeren door een van de meer dan vijftig boeken die ik over hem heb, maar het kon niet, ik had uithuizig werk te doen.
De laatste dagen hoor en lees ik klachten over de leeuw die in een prominente rol heeft in de nieuwe film van Dick Maas, `Prooi’. Het zal niemand zijn ontgaan wat er in die film gebeurt: een reusachtige leeuw, groter dan zijn soortgenoten, maakt de hoofdstad onveilig. Dat is een probleem dat moet worden opgelost. Helder.
Huiveringwekkend woord: horrorclown. In Amerika lopen ze onheilspellend rond in het wild, maar nu is er ook een in of rond Almere gesignaleerd. En in Oss. Zit blijkbaar kinderen achterna met een mes. Ik kijk soms naar horrorfilms, maar als er een clown in optreedt, haak ik af. Te eng. En ik kan heel wat hebben. Dat een Nederlandse horrorclown in of rond Almere en Oss opduikt, verbaast me niets, zonder dat ik kan uitleggen waarom dat is. Als de locatie het centrum van Oosterbeek was, zou me dat meer verbazen.
Het programma heb ik nog niet gezien, wel een voorfilmpje. Daarin zien we een jonge vrouw die huilt. Ik ben niet zo voor huilende mensen op televisie. Ja, huilende sporters tijdens het volkslied - kan ik zeker een uur achter elkaar naar kijken. Huilen van opluchting, ook mooi. Maar dat is het dan. Ik vind dat je mensen met rust moet laten in de diepe intimiteit van hun verdriet. Daar hebben we niets mee te maken. En als de populariteit van een televisieprogramma daar min of meer op is gebaseerd, bevangt me vreemde woede.
Als ik bij het station in de taxi stap, besef ik dat ik het adres van mijn bestemming niet heb opgeschreven, maar misschien is dat ook niet nodig. `Naar de gevangenis graag,’ zeg ik. Vind ik ineens wel een raar zinnetje. Misschien moet je ook niet `gevangenis’ zeggen, maar `penitentiaire inrichting’. Het kan best zijn dat de taxichauffeur dan vindt dat ik iets te hoog van de toren blaas en dat moet je in taxi’s voorkomen. Ik heb trouwens de woorden `penitentiaire inrichting’ nog nooit uitgesproken en als ik dat wel doe, struikel ik er vast enorm over.
Paar keer per maand ga ik naar de meisjes van de muziek. Zo heten ze in mijn hoofd: de meisjes van de muziek. Twee mooie woorden, meisjes en muziek. Ze hebben een winkel hier in de buurt, cd’s, langspeelplaten en een klein aanbod dvd’s. Ze zijn, wat heet, jonge ondernemers, hebben altijd een goed humeur en houden van de persoonlijke benadering. En we hebben het over muziek natuurlijk. Hun smaak is anders dan de mijne, maar toch komen we met sommige voorkeuren elkaar hartelijk tegen.
Alle kleine beetjes helpen. Woorden die bij mijn opvoeding hoorden. Die is al een tijdje voorbij, misschien iets te vroeg beëindigd, maar waarschijnlijk geldt dat voor alle opvoedingen. Misschien moet je opvoeding wel je hele leven doorgaan. Nu ik dit zo parmantig noteer, weet ik zeker dat het waar is. Dagelijks leer je bij en wat je bijvoorbeeld leert in je omgang met de mensen om je heen, hoort bij je opvoeding, alleen ben je daar zelf verantwoordelijk voor.
`En hoe is het gewicht?’ De verpleegkundige tegenover lacht vriendelijk, net zoals ze de vraag vriendelijk stelt. Maar ja: `het gewicht’ is iets anders dan `uw gewicht’. Het is net of `het gewicht’ nogal buiten me omgaat, iets waarnaar ik zelf ook een beetje raar zit te kijken. Misschien kon ik van `het gewicht’ ooit iets maken, maar inmiddels ben ik kansloos geworden. Het is een autonoom ding geworden, het hoort nog wel bij mij, in principe, maar veel hebben we niet meer met elkaar van doen.
Er ging er iets mis met mijn pinpas. Drie keer verkeerde code ingedrukt. Eigen schuld, maar ook van de man achter de toonbank, want die bleef maar ontremd tegen me praten. Afgeleid. Pas geblokkeerd!