Het avontuur van het alledaagse, daarmee kan veel beginnen. Je moet goed luisteren, vooral goed kijken en dan is overal iets dat aandacht verdient en wat anders kan veroorzaken. Dinsdagmorgen overleed Arno Arts, beeldend kunstenaar in Arnhem. Ik schrijf niet `Arnhems kunstenaar’, want dan heb ik het gevoel dat ik hem begrens, zijn werk vooral. Hij woonde en werkte graag in Arnhem, maar wat hij maakte ging het land door, de wereld over.
Van een burn-out heb ik geen verstand. Ik maak wel mensen mee die er last van hebben. Of last, nee, dat is niet het goede woord: die erdoor gevéld worden. Vooral mensen die veel jonger zijn dan ik. Gisteren nog sprak ik een vrouw die de rest van het jaar `van de radar’ gaat. Ik denk dan: wat lang. Blijkbaar is die gedachte te zien, want de vrouw zei: “Zo’n burn-out moet je serieus nemen.” Doe ik ook, want ik heb er geen verstand van. Daarom lees ik erover.
De advertentie viel me op. Ging over een fotoboek over Máxima, groot formaat: `Een kroonjuweel op uw koffietafel’. Dan besef ik dat ik geen koffietafel heb. Ja, tijd geleden een kleintje, waarschijnlijk te klein voor het boek over Máxima. Stond in de buurt van de bank. Ik zette er inderdaad soms een kopje koffie op, maar ook andere dingen, een glas wijn bijvoorbeeld. Zo’n tafel heet echter nooit wijntafel.
Sommige dagen blijven lijken op dagen in je kindertijd, terwijl ze toch anders zijn omdat jij dat ook bent en de tijd waarin je nu leeft helemaal. Ik heb het bijvoorbeeld over de dag voor Kerstmis en Kerstmis zelf, de middag voor sinterklaasavond, wakker worden en weten dat je jarig bent, en ook paaszaterdag. De lente is vandaag geen lente zoals die moet zijn, is wel op koers, maar ik blijf paaszaterdag een prachtige lentedag vinden, ook al valt er straks kille regen. Zo zit die dag in mijn hoofd, en hart.
Soms zie ik op het schermpje van mijn telefoontje dat de beller afkomstig is uit Singapore of de Filippijnen en neem ik niet op. Raar woord inmiddels: opnemen. Ik zeg het anders: ik ga het gesprek niet aan. Ik vraag me wel af of er op dat moment iemand die ik ken in Singapore is of op de Filippijnen (7107 eilanden), maar wat overheerst is de gedachte dat ik hier met linke soep te maken heb. Terwijl ik toch een goedgelovig persoon ben en veel te snel denk dat iemand het beste met me voor heeft.
Mijn moeder zei vaak, misschien wel iedere keer als ik haar bezocht: “Wat kunnen ze toch veel, hè jongen.” Meestal ging het dan om iets nieuws, een voorziening als de eerste draagbare telefoon of, later, de TomTom. Of als mijn zusje via internet eten bestelde: “Dus jij toetst dat hier in en dat zien ze dan daar.” Mijn moeder was heus niet achterlijk, ze verwonderde zich graag met volle teugen, weinig was vanzelfsprekend. Heb ik van haar overgenomen.
Toen ik laatst schreef over mijn weerzin tegen het hárd eten van een appel in een stille treincoupé of het geritsel en geknisper van snoep- of broodzakjes, was ik even kwijt dat er een woord voor was: misofonie, wat haten van geluid betekent. Ik las er een artikel over en snapte al na een paar zinnen dat ik daar niet onder lijd. Ik kan heel goed tegen de meeste geluiden. Sommige tergen me.
De supermarkt mijd ik dus zoveel mogelijk, maar op zaterdag ben ik er meestal, even. Heeft te maken met iets wat alleen daar te krijgen is. Koop ik dan voor de hele week. De zaterdagochtend kent meer rituelen, dit is er een van.
Eergisteren, op verkiezingsdag, zat ik ‘s avonds laat in de auto en natuurlijk volgde ik via de autoradio de stand van het land dat steeds meer aan landschap wordt waarin je niet weet welke kant je op moet kijken. Overal is immers iets te zien dat je aandacht trekt. Heeft voor- en nadelen, maar dat heeft bijna alles. Ik vind het altijd interessant lijsttrekkers te horen die er niet al te best voor staan, maar net doen alsof dat juist goed is, sterker nog alsof er toch sprake is van winst.