Graag kom ik in een dierenspeciaalzaak. De logeerpoes is er nog en daarom kan het gelukkig. Zonder dier in je directe nabijheid kun je natuurlijk ook rustig zo’n winkel binnengaan, maar misschien heel stom, ik vind dat raar. Je hebt er niks te zoeken, maar je doet net alsof, wan... lees meer
In de Pers
Recent
Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd
Zomeravond
Bijna altijd moeten verkleinwoorden een alarmbelletje doen rinkelen. Denk bijvoorbeeld aan de ontregelende vraag: heb je een minuutje? Mijn bevriende buren stellen ’s avonds voor: `Zullen we rond een vuurtje op het dak gaan zitten.’ Dak is hier niet het dak van kom-van-dat-dak-af, maar een dakterras. Waar het me in dit voorstel om gaat is het woord `vuurtje’. Bedoel wordt vuur in een korf of in een bak die op een korf lijkt, zeg maar vuur voor de gezelligheid. Ik ben daar een voorstander van, maar vanwege het verkleinwoord denk ik dat mijn vrienden het vuur niet helemaal serieus nemen. Dat blijkt ook wel op het dakterras. Daar doet zich vooral rookontwikkeling voor. En niet zo’n beetje ook. Het vuur zelf houdt zich gedeisd, het draait het gezegde Waar Rook Is Is Vuur bij wijze van spreken om. Mijn vrienden zeggen dat het door de wind komt en ook door het natte hout en terwijl ze deze woorden uitspreken, moet ik mijn best doen ze te zien, want door de rook zijn ze bijna aan het oog onttrokken. Iedereen moet ook enorm hoesten. Dat schept een band, maar het is niet de band die we zoeken op deze zomeravond. Als ik later, veel later weer in mijn bed lig met de ramen open, ruik ik de rook nog. Die is een beetje bij mijn haar en de rest van mijn lichaam gaan horen. En ineens denk ik aan de zomerkampen van vroeger. Aan het kampvuur. En de liedjes rond het kampvuur - `Kumbaya’ schiet me te binnen. En in de nacht in je slaapzak rook je naar rook, een geur die je naar huis deed verlangen, maar dat was heel ver weg.
Columns
-
-
In mijn omgeving is het niet sterk te merken dat de meeste Nederlanders in eigen land met vakantie gaan. Vrienden hoor ik zeggen: “Zondag gaan we rijden.” Dat zeg je niet als je naar de Veluwe gaat. Nee, naar `het zuiden’.
-
De straat hier in nu ruim twee weken autovrij. Behalve dat er dus geen auto’s meer rijden of geparkeerd staan, lijkt de straat op een straat waar ze nooit geweest zijn, die auto’s. Nog steeds praten we vaak over de rust waaraan we nauwelijks gewend zijn, ik heb ook de indruk dat... lees meer
-
Prettig de naam weer eens te horen: Lassie. De hond speelt de hoofdrol in een Duitse film die nu in onze bioscopen te zien is. Ik ga er niet heen, in mijn jeugd was er genoeg Lassie. We keken ernaar op de Duitse televisie die in het oosten van het land goed te ontvangen was. Het... lees meer
-
Uitdrukkingen die ik nog niet ken en ook weinig hoor, noteer ik meestal. Zo hoorde ik een tijdje terug Madeleine van Toorenburg van het CDA zeggen over de SP: “Ja, die partij staat altijd met snoep voor de poort.” En Hans de Boer van het VNO-NCW kan er ook wat van. Hem werd iets... lees meer
-
Bij terugkeer van vijf weken elders bleek onze kleine omgeving veranderd: de straat was autovrij geworden. Twee roodwitte paaltjes aan de ene kant, twee aan de andere. Mijn eerste gedachten waren dom: waar laad ik de auto uit en waar zet ik die daarna neer? Was het verwende gewo... lees meer
-
Of ik het een goed idee vind, weet ik niet. Als je zegt dat je niet weet of je iets een goed idee vindt, vind je het meestal geen goed idee. Ik heb het over de wereld van Bommel die in Groenlo aan de provinciale weg N18 uit de grond wordt gestampt. Moet over een paar jaar klaar... lees meer
-
“Kunt u een muntje missen voor de opvang.” Iedereen die weleens een supermarkt verlaat, kent deze vraag.
In de crisistijd – mogen we zeggen dat die voorbij is?- had ik nooit meer muntjes. Contant betalen mocht nergens, alles ging met het kaartje, zodat je ook niet zo hoefd... lees meer -
Op mijn bureau ligt een artikel uit deze krant van dinsdag. Erboven staat: `Flirten met een mondkapje op, zo doe je dat’. Ik moet dat, geloof ik, juist niet doen, maar was toch geïnteresseerd en tegelijkertijd ook weer niet omdat het me onbarmhartig confronteert met kansen die i... lees meer
-
Sportzomer is een woord dat paar jaar geleden in omroepland is ontstaan. Met hoofdletter. Aan alle seizoenen kun je het woord sport vooral laten gaan, want sport is er nooit niet. Maar er is iemand geweest die hardop vond dat de leegte van de vaderlandse zomertelevisie enige dyn... lees meer
-
De apotheek waarvan ik klant ben, is niet groot. Als je er zit of staat te wachten hoor je bijvoorbeeld waar een andere klant de zalf moet aanbrengen. Wil ik niet horen, maar het kan me helaas niet ontgaan.
Er mogen al een tijdje maar drie mensen tegelijkertijd binnen zijn,... lees meer -
In mijn werkkamer kijk ik uit op een binnenplaatsje waar niets gebeurt. Deze zin schreef ik al vaker op, maar dat doe ik graag. De hele dag raak ik in diverse gebeurtenissen verzeild, maar als ik achter mijn bureau zit, wil ik vooral dat de gebeurtenissen in mijn hoofd een rol s... lees meer
-
Er zijn maar een paar winkels waar ik graag kom. Een ervan is de Kantoorvakhandel. Zo heet die hier in de buurt. Je kunt ook zeggen dat het een winkel is met kantoorartikelen, maar misschien klinkt dat te frivool, kantoorartikelen. Kantoorvakhandel, ja, het heeft wat.
-
Het interessante van een nieuw woord is onder meer dat je een jaar of twee geleden geen idee had wat het betekende: zelfscanplein. Nou ja, geen idee, je snapte natuurlijk dat je zelf iets scande en dat op een plein deed, maar wat en waar? Het woord is gewoon geworden. Ik sprak h... lees meer
-
Nog even kom ik terug op de elektrische grasmaaimachine die was bekeken door `een mannetje’. Die stelde vast dat ik iets verbrand had in het binnenste van het apparaat en dat ik dus een nieuwe moest kopen. Deze analyse kostte twee tientjes, wat ik geen geld vond.