Lang geleden liep ik ook met een wandelstok. Na een knieoperatie. Ook ten gevolge van sportbeoefening. Eerst krukken, toen wandelstok, gelukkig maar een week of twee. Bijna twintig jaar geleden, maar met die stok had ik soms het gevoel dat ik op weg was naar een andere levensfase. Heb ik nu weer een beetje. Over mijn nieuwe sportblessure schreef ik hier. Dom opgelopen tijdens het verlaten van de sportruimte. Een arm hangt in het gips in een ding, geen mitella, iets anders. En vanwege een gehavend been is er die wandelstok.
Of ik het goed verstaan heb, weet ik ineens niet meer, maar gisteren hoorde ik op het ochtendjournaal dat er dit jaar 6 miljoen kerstpakketten worden uitgedeeld. 6 miljoen? En ook dat werkgevers ongeveer 47 euro per pakket uitgeven, meer dan vorig jaar, want toen was het omstreeks 41 euro. Het gaat goed met ons. We kennen de geschiedenis van het kerstpakket. In oude en bijna vergeten tijden werden die verstrekt aan arme werknemers met grote gezinnen die niets te besteden hadden, ook met Kerstmis niet. Dan kwam er het pakket. Grote vreugde en dankbaarheid.
Het Groot Dictee der Nederlandse Taal is een mooi evenement. Toch zag ik er nooit naar uit. Faalangst! Maar ik voel me er wel altijd bij betrokken, daarom luisterde ik zaterdagochtend. Voor de televisie is het blijkbaar niet meer interessant genoeg, maar de radio is niet zo kleinzielig. En bij Frits Spits is het in goede handen. Paar dagen daarvoor hoorde ik Wim Daniëls zeggen dat het een makkelijk dictee was. Hij schreef het, kon het dus weten, maar ik vond het moeilijke informatie: “Iedereen kan het.” Fouten zijn dan nog dommer.
Soms lees ik een artikel over namaakvlees, dus geen echt vlees, en dan voel ik lichte fascinatie en vraag me daarna even af waaróm je dat zou willen eten. Je bent tégen vlees, vanwege het milieu, vanwege leed dat dieren wordt aangedaan, en eet het daarom niet. Begrijpelijk. Maar waarom dan wel iets dat op vlees lijkt en ook vaag naar vlees moet smaken? Of de vergelijking met bier zonder alcohol opgaat, weet ik niet. Je drinkt dat niet omdat je tégen echt bier bent, misschien tegen alcohol, maar ik vind het toch iets anders, er zit een ándere ideologie achter.
Er is onderzoek verricht naar onze omgang met kerstversiering. Van dat soort onderzoeken houd ik nogal. En ik ben opgehouden me druk te maken omdat mij weer niets gevraagd is. Daar práát ik zelfs niet meer over.
In 2020 komt er een biografie van Patty Brard, lees ik. Ze wordt dat jaar 65. Nu kun je zeggen: 2020 is nog ver weg, wie dan leeft, wie dan zorgt. Maar dat is niet zo. Het duurt maar even.
Het einde van het jaar nadert en dan steken altijd een paar vaste waarden de kop op. Zoals de Nationale Wetenschapsquiz op televisie, dit jaar op 29 december. Ik kijk daar meestal naar en na afloop zit ik een tijdje verpletterd voor me uit te staren: ik weet weer helemaal niets! Ik kan nog steeds best goed nadenken, ben geïnteresseerd in nogal wat ontwikkelingen op wetenschappelijk gebied, lees daar ook veel over, maar nee, dat helpt allemaal niets. Het maakt me enorm bescheiden, een prima stemming voor de laatste decemberdagen.
Dat mensen zich in prille ochtend voor de nog gesloten huisartsenpraktijk opstellen, begrijp ik. Het is daar vaak lang wachten en daarom nuttig zo vroeg mogelijk in de wachtkamer te zitten. Het kleine probleem is wel dat je dikwijls tussen medepatiënten staat die graag een praatje over niets voeren. Wachttijd in de openlucht moet immers met geluid gevuld worden.
Op een receptie ontmoet ik een vrouw die ik me herinner van langer dan veertig jaar geleden. Ja, ergens in het begin van de jaren zeventig zie ik haar in die herinnering, een feest in een groot huis ergens in het diepe zuiden van het land, het was zomer. Leuke vrouw, mijn leeftijd, niet veel ouder geworden. Dat laatste zeg ik ook, als we elkaar een hand hebben gegeven. Aan haar is ook te zien dat ze zoekt naar een herinnering. Ze lacht en zegt: “Jij ook niet.” Dat laatste is natuurlijk onzin, maar van haar vind ik het echt, wat zij waarschijnlijk onzin vindt.