Een amusante uitdrukking vind ik: een te grote broek aantrekken. We weten allemaal wat voor ervaring een te grote broek oplevert. Je voelt je ongemakkelijk, je loopt de hele tijd aan de broek te sjorren, maar daar wordt het allemaal niet beter van. Iemand vraagt: “Is er iets?” Dan zeg je niet: “Ja, een te grote broek aangetrokken.” Want dat is je eigen schuld en daarover praten we niet van harte.
Als ik lees dat iets zo simpel is dat zelfs kinderen op de basisschool het kunnen begrijpen, voel ik verontrusting grommen met als kerngedachte: dan snap ik het vast niet.
“Je moet echt nog in Duitsland tanken, want daar is het goedkoop.” Advies neem ik serieus, maar ik ben nature niet iemand die fel op koopjes uit is. Kan ik verder niet verklaren. Maar nu moet het wel: ben vanuit Denemarken op weg naar huis, een drukke zaterdag met veel files en de tank is bijna leeg. Word ik onrustig van, want ik stel me voor dat ik benzineloos in zo’n file doodstil sta, in Duitsland nog wel waar veel automobilisten van erg hard rijden houden.
Een jaar of vijf was ik. Bij ons thuis tintelde een feestje. Er waren ooms en tantes op bezoek en vrienden en vriendinnen van mijn ouders tegen wie ik ook oom en tante zei. In een hoekje van de kamer bladerde ik door een geïllustreerd tijdschrift. Naast me zat een nichtje, we keken samen, we konden nog niet lezen. Ze was even oud als ik. Er stond een groot stuk in over de ramp met de Titanic, toen ook al erg lang geleden. We wisten niet dat het schip zo heette, maar de tekeningen die in het tijdschrift stonden, vertelden ons wat ermee gebeurde.
Tijdens de gesloten coronadagen waren we gedwongen vaak pakjes te bestellen, want in de gewone winkels konden we niet terecht. Met gewone winkels bedoel ik winkels met een deur en iemand die vraagt: “Kan ik u helpen?” We winkelden zonder die hulp en daarom moesten we de gang van zaken meteen na de ontvangst van het pakje evalueren en cijfers geven aan het contact met de pakjeswinkel, wat ik altijd een nutteloze bezigheid vond. De bedoeling was natuurlijk dat er een band ontstond tussen jou en het bedrijf. Zoiets blijft niet zonder gevolgen.
De Deense dokter vindt het beter als ik een dag zo min mogelijk loop. Klein dingetje met mijn voet, niet ernstig, alleen lastig. Ik zeg dat ik naar Louisiana wil, een van mooiste musea ter wereld, in de buurt van Kopenhagen. Ik ben er al eens geweest en denk daar graag aan terug. De Deense dokter juicht mijn voornemen toe en zegt dat er bij de kassa rolstoelen staan. Ze is blonder dan de zon, heeft oranje gymschoenen aan en legt een hand op mijn onderarm: “Is maar voor een dag.”
Van vrolijkheid ben ik een groot voorstander, altijd, overal. Maar er moet geen dwang achter zitten. Uit mijn kindertijd herinner ik me: “Kijk eens vrolijk!” Kon ik weinig mee, ik werd er zeer nerveus van. Later kreeg die aansporing een variant: “Je mag best wat vrolijker kijken.” Hoor ik nog weleens, voor mij meteen aanleiding een straatje om te gaan. Het kan heel goed zijn dat ik vrolijk ben, maar helaas niet zo kijk. Je kunt trouwens niet in alle omstandigheden vrolijk kijken, zeker niet als iedereen om je heen hartstikke ernstig is.
Telkens wanneer ik ’s ochtends in een buitenlands bed digitaal de kranten lees, vraag ik me af hoe ik nog niet zo lang geleden contact hield met de Hollandse actualiteit. Het grote internationale nieuws kwam gewoon tot je, als je dat wilde, maar hoe zat het met de nationale gebeurtenissen en kwesties? Natuurlijk, in grote steden was er altijd wel een Nederlandse krant te koop en ook stak er soms een Telegraaf uit een afvalbak en daar was je dan blij mee, ook al ging het om oud nieuws.
Een vriend is van vakantie teruggekeerd en heeft zijn baard laten staan. Het is aan hem te zien dat hij graag wil dat je er iets van zegt, maar dat is moeilijk, want je vindt het een mislukt project. Maar die evaluatie kun je niet meteen op tafel leggen. De vriend vertelt over zijn vakantie, bergen, bergen en nog meer bergen, en dat met het hele gezin. Foto’s van bergen en het gezin in die bergen, het is lastig je er scherp op te concentreren, ook omdat je zit met vraag: hoe reageer ik op de baard?
Natuurlijk leer je als kind al snel wat het is opgelucht te zijn. Je snapte intuïtief dat het een gevoel is waaraan je veel kunt hebben. Als vijfjarige kon ik me bezighouden met het heelal. Ik had plaatjes van planeten gezien, een openbaring, en mijn vader had me uitgelegd dat vergeleken bij veel planeten onze aarde maar heel klein is, een speldenknop. En belangrijk: dat het heelal oneindig groot is. Mijn vraag was uiteraard: wat is oneindig groot?