De eerste keer dat ik over kunst nadacht was toen een oom (geen echte oom) zei: “Dat kan ik ook.” Of misschien was het wel: “Dat kan mijn kleine zusje ook.”
Vorige week had ik het hier even over de plaspauze in het streekvervoer en nu lees ik dat het nog steeds menens is met die kwestie, want, ja echt waar: Plaspauze niet gegarandeerd! Er is wel een akkoord bereikt binnen de onderhandelingen, maar de plaspauze zit daar niet hard in. Er zijn mensen die vaak verzuchten, terwijl ze met de ogen rollen: in wat voor land leven we? Ik zeg dat niet graag, maar nu wel.
Zondagavond schoof ik pas aan tegen het einde van de verlenging Kroatië-Denemarken. Ja, ik zeg de laatste tijd ook veel te vaak `aanschuiven’ als ik ergens ga zitten. Het is praatprogrammajargon en hoewel ik weinig naar die programma’s kijk, gaat zo’n woord toch in je zitten.
In het 8 uur-journaal van zaterdagavond was een van de eerste onderwerpen de droogte in Nederland en de oproep zuinig om te gaan met water. De verslaggeefster gaf duidelijke instructies. Ze woont in Utrecht en we zagen haar daar met een emmertje aan een touw naar een gracht of kanaaltje lopen, terwijl ze zei dat het niet de bedoeling was voor het wassen van de auto water uit de kraan te nemen. Haar toon was vriendelijk streng, alsof we allemaal nét leerplichtig waren. Ze liet het emmertje in het water zakken, trok het er vol weer uit en liep ermee naar de auto.
Soms krijg ik een bericht van de Albert Heijn om de hoek: “Hallo Thomas, speciaal voor jou…” Misschien iets anders, maar zo ongeveer. Bericht klik ik meteen weg. Sympathiek dat ze aan me denken, maar ik wil graag enige afstand. Voornaam vind ik prima, maar dat ze speciaal iets voor mij in petto hebben, overvalt me telkens opnieuw. Ik weet ook wel dat dat automatisch gaat, dat het allemaal het gevolg is van mijn bonuskaart, die ik niet per se hoef, maar ineens had, waarschijnlijk omdat ik een vraag verkeerd beantwoordde. Raar soort verantwoordelijkheid.
Voordat ik erg in had, las ik een artikel over de vrije wil, terwijl ik bezig was mijn sportschoenen te zoeken. De kranten lagen op tafel, een opengeslagen, De Volkskrant, en daarin stond dat artikel. Ik was geïnteresseerd in het antwoord op de vraag hoe het kon dat mijn sportschoenen onvindbaar waren, maar meer nog in de vrije wil. Ja, wat wilde ik nu?
Een uitdrukking waar ik telkens om moet lachen is: “Ik word er niet blij van.” Komt doordat ik over dat `blij’ nadenk, en dat je dat dus niet wordt vanwege iets of iemand. De hoofdredacteur van De Telegraaf gisterochtend, over de auto die zijn pand was binnen geramd: “Dat is niet iets waar je blij van wordt.”
Als je verzucht dat je ergens niet toe bent gekomen, wat we vaak doen, is het verhelderend je af te vragen waarom niet. Dan moet je van jezelf eisen dat je op die vraag minstens twee antwoorden hebt. Hoeven geen grote, veelbetekende antwoorden te zijn, maar wel: antwoorden. Deze kleine gang van zaken kan nuttige inzichten veroorzaken. Het woord `vroeger’ gebruik ik niet graag, want dan lijkt het net alsof het om iets gaat dat heel ver weg is en dat is haast nooit het geval. Vooral wanneer je je iets sterk herinnert. Dan is het juist heel dichtbij.
In april heb je de Secretaressedag, internationaal, geloof ik, maar daar doe ik niets aan, want ik heb helaas geen secretaresse. Graag was ik met een forse bos bloemen gekomen of met het voorstel te gaan dineren in het beste restaurant ter wereld. Ook is er de Week van het Brood, maar ik weet niet wanneer, ook niet of die nog bestaat. Als ik hoor dat die er is, denk ik: brood, nou ja, brood.
Met de langste dag van het jaar had ik het gisteren zo druk dat ik er niet toe kwam in de late avond naar de film over The Beatles te kijken, Eight Days a Week, maar dat was niet erg, want die had ik al gezien. Natuurlijk, zeg ik er meteen bij, want ik zie graag alles wat er over The Beatles is gemaakt.