In het mooie radioprogramma OVT ging het zondag over het jubileum van Ikea, 40 jaar in Nederland. De eerste Nederlandse directeur kwam aan het woord en zijn vrouw ook. Het ging allemaal niet zomaar, want Nederland moest nog erg wennen aan nieuwigheid. Ik heb niet zo veel met Ikea, maar luisterde toch aandachtig, naar onder anderen een mevrouw die er 5 keer per week komt. Jarenlang 3 keer per week, maar nu 5 keer. Ze klonk niet gestoord, integendeel, volgens mij kan ik met haar een prettig gesprekje hebben wanneer we op de bus staan te wachten.
Ook deze week begin ik met een onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Vorige week meldde die instantie dat we meer vertrouwen hebben in elkaar en in instanties, een verheugende bericht. Nu is onderzocht waaraan we ons ergeren, niet in het algemeen, maar in onze woonomgeving.
Ze hebben iets met elkaar te maken, januari en juni. In januari zijn de feestdagen voorbij, het geld is op en er is het vooruitzicht van een lang, nieuw jaar waarin van alles moet en gaat gebeuren. De hemel ziet er schraal uit, het is winter maar die moet nog op kleur komen. Met ons humeur is iets aan de hand waarvoor we maar geen woorden kunnen vinden.
Graag wil ik goed bezig zijn. Ja, wie wil dat niet, denk ik er meteen bij. Maar volgens mij zijn er mensen van wie het niet per se hoeft. De mensen die ik ken, willen het gelukkig wel, ieder op geheel eigen wijze – dat laatste moet je erbij zeggen. Ik dus ook, maar soms vraag ik me af waarvóór ik het doe, terwijl dat een vraag is die ik me helemaal niet wil stellen.
Telkens als ik een woord lees waarin `beleving’ voorkomt, wordt er iets in mij gealarmeerd zonder dat ik weet wat dat is. Bijvoorbeeld eergisteren de belevingvlucht boven onder meer Gelderland en Overijssel, een Boeing 737 zonder passagiers. Dus om de inwoners te laten beleven wat het lawaai is als zo’n vliegtuig van Lelystad Airport was opgestegen. Over deze belevingsvlucht is maanden vergaderd door een stuurgroep die stuurgroep Belevingsvlucht heet.
Soms stel je jezelf ineens een vraag die je niet had verwacht, bijvoorbeeld: vind ik het erg dat Blokker misschien (misschien!) verdwijnt? Ik zeg trouwens altijd De Blokker. Nu lijkt het net alsof ik die naam dagelijks uitspreek, maar dat is niet zo. Ik kom er niet vaak, maar het is telkens wel een núttig bezoek.
Nog steeds ben ik blij met de onderzoeksresultaten die het Centraal Bureau voor de Statistiek gisteren bekendmaakte: Nederlanders hebben weer vertrouwen in elkaar en instanties, niet alle instanties, maar de meeste. Ik weet zeker dat ik dat ook heb. Wanneer ik wantrouwen voel is dat meestal ten aanzien van een gang van zaken waaraan misschien niemand iets kan doen.
Een mevrouw van de bank belt: “U weet dat u meer kunt doen met uw spaargeld?” Haar stem klinkt blij en bezorgd. Ik denk aan mijn moeder. Als mijn vader aan het begin van een vakantiereis in de auto stapte en zei “Ik weet nu precies hoe ik moet rijden”, zei ze: “Wat fijn, jongen.” Dan klonk ze net zo, blij en bezorgd.
Als iemand zegt “Ik ben er niet, let maar niet op mij” is waakzaamheid geboden. Je kunt ook niet aanwezig zijn en hoeft daarom niets te zeggen, maar je bent er wel en zegt dat het niet zo is. Meestal is zo iemand enórm aanwezig. Je kunt er op geen enkele manier omheen. Ik kom hierop omdat ik gretig lees over het gedonder in de ouderenpartij 50plus. Ik geloof dat ik helemaal niet geïnteresseerd ben in die partij, maar de telkens terugkerende ruzie volg ik graag. Is topamusement.
Al vaak heb ik de Amerikaanse president zijn handtekening zien zetten. Met een stift. Daarna houdt hij het document omhoog om te laten zien dat die handtekening er echt staat. Van aan afstandje heb ik die vaag bestudeerd, maar nu zag ik hem van dichtbij, onder de brief die hij had gestuurd aan de Noord-Koreaanse leider. Die stond hier en daar afgedrukt.