Het moet in 1971 zijn dat mijn ouders me meenamen naar vrienden van hen, bij wie we naar de wedstrijd van Muhammad Ali en Joe Frazier gingen kijken. Die verloor Ali, maar misschien vonden we toch dat hij won, door zijn klasse. Was midden in de nacht, ik zat nog op school, achttien jaar. Toen we bij de vrienden arriveerden, stonden er saucijzenbroodjes klaar en glazen wijn. Van die wedstrijd herinner ik me fragmenten en dat we gebiologeerd keken.
Waarschijnlijk doet het ons allemaal goed wanneer we het éven niet over eten hoeven te hebben en niets, helemaal niets over eten horen of lezen. Hoeft niet lang te duren, paar dagen, kleine week, zoiets. Ik kom erop doordat ik lees dat stedelingen steeds meer gaan jagen. Is in het westen van het land begonnen, maar het land is klein, het oosten zal inmiddels ook aan de beurt zijn. Met jagen bedoel ik niet haastig leven, nee, de jacht in de vrije natuur, dieren doodschieten.
Ook zo benieuwd naar het gesprek van minister Van der Steur en rapper Typhoon? De minister wil graag dat agenten snappen dat etnische profilering echt niet de bedoeling is. Hij hoopt dat Typhoon daarbij helpt. Dat kan lukken want `hij is geliefd bij de Nationale Politie’. Typhoons populariteit daar is natuurlijk prettig, en ook terecht, maar er schuurt iets in die redenering, terwijl ik meteen vind dat ik alsjeblieft niet moeilijk moet doen. Laten we het simpel houden: alles wat kan helpen, kan helpen. Zo is het.
Sommige mensen stralen weergaloze ontevredenheid uit. Het woord `stralen’ is hier niet helemaal op zijn plaats, maar misschien is het nuttig ook ontevredenheid een lichte glans te geven. Het kan best zijn dat er voor die ontevredenheid alle aanleiding is, maar vaak lijkt de ontevredenheid een vaste stand van het gelaat te zijn. Het maakt mensen er niet aantrekkelijker op, en ook niet toegankelijk. Aan een ontevreden medemens durf je niet zo snel de weg te vragen of hoe laat het is.
Toen mijn moeder was gestorven, bijna twee maanden geleden, moesten we een beslissing nemen over de muziek die tijdens haar uitvaart ten gehore gebracht zou worden. Eén liedje was meteen duidelijk: `Sammy’ van Ramses Shaffy. Toen het populair was, tweede helft jaren zestig, zei ze dat we dát bij haar begrafenis moesten draaien. Dat beloofden we. Ze was toen nog jong, alles was anders, onze levens, de wereld. Toen het door aula klonk, kwam het moment dat ze dat vroeg, sterk terug. Ik hóórde haar meezingen met Shaffy.
Het is niet goed, denk ik, maar soms heb ik zin ver uit de buurt te blijven van héél veel. Natuurlijk moet ik me bezighouden met de steeds groter wordende groep mensen die elkaar om de haverklap beledigen, niet zo’n beetje ook. Wil er niets mee te maken hebben, maar dat kan niet. Wat ik wil, is niet altijd mogelijk. Als ik zeg wat ik wil zeggen over de mensen die elkaar tot op het bot beledigen, ben ik misschien ook wel beledigend bezig en lees ik dat ik mijn kop eraf moet of zoiets.
Woensdag scheurde ik een artikel uit deze krant waarboven stond: `Castratie kat goedkoper in tuincentrum’. Stom, maar toen ik die kop voor het eerst zag, las ik over het woord `kat’ heen en vroeg me af of ik iets gemist had. Dat je dus als man ook naar een tuincentrum kan, als je behoefte voelt gecastreerd te worden. Niet dat ik me in zo’n behoefte herken, maar je staat nergens meer van te kijken. Maar toen zag ik `kat’ staan.
Wat zijn er toch veel organisaties waarvan je geen weet hebt! De Organisatie voor Economisch Samenwerking en Ontwikkeling bijvoorbeeld. Je gaat meteen een beetje in de houding staan. Die organisatie heeft onderzocht hoe het met het Nederlands onderwijs zit. Dat valt tegen, wat niet aan het schoolsysteem ligt, want dat is een van de beste van de landen die de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling onder zijn hoede heeft, als je het zo mag noemen.
De columniste Ebru Umar heeft zich na een beklemmende periode weer door de openbaarheid bewogen, en wel tijdens de Libelles Zomerweek in Almere. Daar interviewt ze politici. Ze noemt het een ideale plek voor haar comeback. Ik citeer uit een interviewtje met haar in De Volkskrant: `Dit is het Nederland waar ik van hou. Hier zijn alleen maar aardige en vriendelijke mensen die insluiten in plaats van buitensluiten. Hier komt de backbone van de Nederlandse samenleving: geen quinoa-etende Randstedelingen, maar de gemiddelde doe-maar-normaal-Nederlander.
Waar ik blij om ben is dat ik niets gewoon vind. Dat beschouw ik niet als een verdienste, het is een manier van leven. Altijd gaat het erom hoe je naar iets of iemand kijkt, hoe je luistert, hoe je nadenkt over het alledaagse dat je overkomt. En na een paar seconden weet je al dat niets is wat het lijkt te zijn. Er is altijd wat meer aan de hand. De gewoonste zaak van de wereld bestaat niet.