Op school viel ik vaak in slaap. Lag niet alleen aan de lesstof. Ik was ook dikwijls moe van het leven dat ik op volle kracht aan het verkennen was. Leraren waren niet blij met mijn ontspanning. Toen een van hen me voor de zoveelste keer wakker had gemaakt, brieste hij dat ik over een paar jaar vast iedere nacht onder een brug zou liggen slapen. Hij bedoelde dat niet prettig, nee, hij voorspelde me een door en door gehavende toekomst. Onder de brug slapen hoorde daarbij.
Vaker dan me lief was hoorde en las ik afgelopen dagen over stress. Ging over reizigers, vooral vakantiegangers. Het wordt een moeilijke zomer. Onze grootste luchthaven functioneert nauwelijks meer, de wegen naar het zuiden van Europa zijn en blijven overvol, overal is te weinig personeel, waardoor er minder treinen rijden en horecagasten nog langer moeten wachten dan normaal. En ondertussen is het vaak ook benauwend warm. Ik zeg dan: lekker thuisblijven, er komen betere tijden. Maar niet iedereen kan op betere tijden wachten. Vandaar stress.
Gebeurt niet dagelijks, maar soms moet ik aan de beer uit mijn kindertijd denken. Die kreeg ik in de wieg van mijn grootvader cadeau. Van dat moment herinner ik me niets, van die grootvader weinig, want hij ging vroeg dood. Maar van de beer weet ik nog alles, ik moet zeggen, van de beer en mij, van onze verbintenis.
Frisse verschijningen, daar houd ik van. Voor de goede orde: ik heb het over personen. Wanneer een frisse verschijning me van iets probeert te overtuigen, lukt dat beter dan wanneer een niet-frisse verschijning een poging doet. Raar vooroordeel misschien, maar ik zeg maar zoals het is. Maar ja, wat is een frisse verschijning? Ik heb niet meteen een definitie paraat, maar kan best zijn dat een frisse verschijning zich aan definities onttrekt. Ook dat maakt een frisse verschijning fris.
Zal zo’n vaart niet lopen. Denk ik vaak en héb ik ook vaak gedacht, te vaak, geef ik toe. Als je denkt of zegt dat het zo’n vaart niet zal lopen, komt er wat zo’n vaart niet zal lopen, juist in volle vaart op je af. Je doet nog even alsof dat niet zo is, maar dat houd je nooit lang vol.
Over de emotie die teleurstelling is, valt meestal weinig te zeggen. Door een van de nieuwsuitzendingen op maandagavond was ik gisterochtend op het ergste voorbereid, maar het viel behoorlijk mee.
Natuurlijk dacht ik gisteravond om kwart voor negen: nu beginnen ze. En ik wist ook met welk nummer, hoe dat klonk en de sensatie die het teweegbracht in de volle Johan Cruijff ArenA. Dit jaar kostte het geen moeite te beslissen dat ik er niet heenging. De vorige keer wel, want toen wist ik dat ik het nooit meer zou doen. Wat sloot ik toen af?
Steeds minder denk ik aan de sociale verlamming die corona veroorzaakte, terwijl de overheid me niet het gevoel geeft dat ik me moet instellen op een nieuwe golf. Misschien moet ik mijn eigen plan trekken, er zijn andere bronnen. Wel hoor ik vaak mensen zeggen dat ze `voor het eerst sinds corona’ weer iets ondernemen. Soms zeg ik het zelf ook.
Aangenaam te lezen dat minister Christianne van der Wal zo van de gezelligheid is. Stond gisteren in deze krant. Ik wist het niet, ook niet dat ze de gezelligheid moest terugbrengen binnen de VVD. Nu is dat altijd een breekbare gang van zaken, voor gezelligheid zorgen als die er niet is. Meestal is die er niet voor niets niet. Als je geforceerd met gezelligheid in de weer bent, blijf je roepende in de woestijn.
Misschien heb ik niet goed opgelet, maar ik las of hoorde nog nergens een spatje begrip voor de vrouw uit Monster die veroorzaakte dat Sander Dekker met zijn racefiets over de kop sloeg en zwaar gewond naar het ziekenhuis moest. Ze raakte hem aan in zijn snelheid of pakte hem zelfs bij de arm. Er wordt bij vermeld dat Sander Dekker voormalig minister voor Rechtsbescherming is en lid van de VVD. Maar in die hoedanigheden zat hij niet op de racefiets. Hij fietste daar vooral als fietser.