Terwijl ik op weg ben naar een lezing en een en ander op een rijtje zet, merk ik ineens dat ik wat ben vergeten, drie velletjes aantekeningen. Geen ramp, ik ken ze min of meer uit mijn hoofd, maar ik heb ze er graag bij, voor zekerheid. Veel is `voor de zekerheid’. In mijn gedachten zie ik die papieren ook voor me, in mijn werkkamer op een stapeltje dat verder niet zo belangrijk is, maar dat ik nooit zomaar passeer. Zojuist dus wel. Misschien lag of stond er iets op die aantekeningen.
Het boek van Marjolein Faber, Mij krijgen ze niet klein, zal ik niet lezen. Ik houd niet van boeken waarvan de titel de afloop verraadt. Bovendien heb ik wel wat anders te doen.
Toen ik drie jaar was, lag ik in het ziekenhuis. Toestand was ernstig, hersenvliesontsteking, benen waren verlamd, wat jammer was want nog niet zo lang ervoor had ik lopen geleerd, is later weer goed gekomen. De meeste medische handelingen staan me niet meer zo bij, wel herinner ik me hoofdpijn en dorst en die benen natuurlijk, maar het ergste was dat mijn ouders niet bij me mochten komen. Hun kind was besmettelijk. Wat ze mochten, was achter een glazen deur naar me zwaaien. Die glazen deur was vanuit mijn positie ver weg, bijna een andere wereld. Hakte erin.
Natuurlijk kun je de zon geen gedrag toeschrijven, maar in de herfst is dat anders dan in de zomer, minder opdringerig, zachtmoedig, ja. Hoort ook bij het seizoen, waarin we met onze neus op de vergankelijkheid van veel worden gedrukt. Het licht hoort erbij, de geuren ook. Over geur wil ik nog iets kwijt. In de zomer houd ik niet van terrassen, omdat ze zo autoritair bevolkt zijn. In de herfst is het anders, mits je in de ochtendzon zit. Op zo´n terras zat ik gisteren.
Nog nooit had ik met een deurwaarder te maken. Afkloppen. Ik ken er zelfs niet een. Er hangt iets dreigends om dat beroep, ik bedoel dat je nooit fluitend koffie gaat zetten wanneer je weet dat de deurwaarder dadelijk aanbelt. Als je dat al weet. Ik geloof dat ze ook ineens bij je op de stoep kunnen staan. Waar ik het vandaan haal, geen idee, maar een deurwaarder in Almelo lijkt me heftiger dan een deurwaarder in bijvoorbeeld Arnhem. Mij lijkt dat je bij die eerste echt geen praatjes moet hebben. Kan in Arnhem wel. Natte vingerveronderstelling.
Je wordt er niet vrolijk van. Sommige mensen zeggen dat als ze iets heel erg vinden. Laatst hoorde ik een gesprek tussen reizigers die door Afrika waren getrokken. Ook Oeganda hadden ze aangedaan en daarover zeiden ze: “Je wordt er niet vrolijk van.” Uiteraard spitste ik de oren, want we weten dat de Nederlandse overheid met Oeganda aan het praten is over de opvang van asielzoekers aldaar. Gedachtewisseling is al tijdje gaande.
Gewone mensen bestaan niet. Soms lucht het op dat te zeggen, niet altijd. Maar hoe dan ook: niets is gewoon. Ik houd van boeken of films waarin mensen van wie iedereen denkt dat ze gewoon zijn, ineens iets ongewoons doen, waardoor ze boven alles uit stijgen of gevaarlijk worden of de kleine of grote wereld om hen heen veranderen. En dan vraag ik me af: waarom werd niet eerder gemerkt dat dat kon? Vraag is altijd interessant.
Wat als je iemand wakker maakt die geen zin heeft wakker te worden? Nee, eerst had ik een andere vraag, ook een interessante - en dan bedoel ik uiteraard het antwoord. Ik zit in de trein en iedereen om me heen is met het mobieltje bezig. Ook in de wachtkamer van de polikliniek waar ik eerder deze week was. Dan die vraag: wat deden we toch toen die mobieltjes er nog niet waren, wanneer we ergens aan het wachten waren of ons openbaar lieten vervoeren? Onvoorstelbaar lang geleden, maar ooit was die tijd er.
“Eindelijk kan het grote genieten beginnen.” Ben op bezoek bij kennis die voorgoed afscheid heeft genomen van een school waaraan hij bijna veertig jaar verbonden was. We drinken een glas en dan zegt hij het, van dat grote genieten. Ik schrijf het met hoofdletters, Het Grote Genieten. Meteen deins ik er ook beetje voor terug.
“Beetje als Dracula. Zo zag je eruit.” “Dracula?” “Ja. Met twee van die rode strepen uit je mondhoeken.” Ik vraag waar dat was. In Leeuwarden. Wat deed ik in hemelsnaam in Leeuwarden? O ja, lezing, met aangenaam diner na afloop. Ergens tijdens dat eten moest ik hoesten, terwijl ik net een slok wijn had genomen. Fotootje gemaakt, want het is leuk als iemand moet hoesten met een slok wijn in de mond.