Toen het maandag september werd, besloot ik goed op de naderende herfst te letten. Is hier en daar al beetje te zien, onnadrukkelijk, maar toch. De zomer heeft de bomen al vroeg moe gemaakt, dus op sommige plekken zijn er veel gevallen, bruin geworden bladeren, alsof het al later in het jaar is. Ik liep gisteren door een klein, innemend park in mijn woonplaats en daar rook het anders dan paar weken geleden, ik zoek naar een typering ervoor, maar kan die niet vinden.
Kort door de bocht: humor maakt alles zinvoller. Bijna alles. Door het relativerende ervan en nog belangrijker, het hangt ermee samen, is de ruimte die er door vrijkomt. Wanneer je in een ernstig gesprek verzeild bent geraakt, komt het hoofdonderwerp daarvan meer tot zijn recht als er wat lichtheid omheen komt. Dan ervaar je sterker wat de ernst ervan is.
De prille ochtend is me lief. Stil op straat, daglicht is nog niet opdringerig, ik lees aan de keukentafel de ochtendkranten, luister naar de radio, hoef nog niet te praten. Dan naar de sportschool om de hoek. Daar beweeg ik me intensiever dan later op de dag, denk ook na over mijn column. Soms heb ik daar ineens de eerste zin, vaak het halve werk. Paar mensen die er ook zijn, net als ik al jaren, weten dat het zo bij me werkt en gisteren vroeg een van hen: “Heb je hem?” Ze zag mijn glimlach toen ik twee gewichten omhoog zwiepte. “Waar gaat-ie over?”
Er zijn mensen die op orkaansterkte spreken, alsof ze met hun stem een kolossale afstand moeten overbruggen. Graag wil je vragen of het wat zachter kan, maar dat laat je, terwijl je misschien de ander een plezier doet. Wéét die het van dat keiharde stemgeluid? Raar dat je dat soort vragen niet stelt. De antwoorden erop kunnen het dagelijks leven wat makkelijker maken, tenminste als er over die antwoorden van gedachten te wisselen valt.
De laatste dagen van augustus hebben voor mij dezelfde lading als die aan het einde van het jaar. Lading is misschien een raar woord, maar ik bedoel dat ze in het teken staan van afscheid en perspectief. Afscheid van de zomer, hoewel die zich best nog even kan roeren, maar niet zo opdringerig als eerder, en het vooruitzicht van de herfst, het seizoen van de vergankelijkheid, maar die vergankelijkheid is tijdelijk, we weten dat alles weer opnieuw begint, gewoon in winterse rust wat geduld opbrengen.
Het is informatie die me van mijn stuk brengt. Zeg of schrijf ik bijna nooit: van mijn stuk brengen. Als je die uitdrukking paar keer achter elkaar gebruikt, worden het rare woorden. Welk stuk? Morgen wordt in Space Expo, Noordwijk, een meteoriet geveild, vijf miljard jaar oud, 240 kilo. De directeur van het museum – het is toch een museum, niet uitsluitend een soort beleving?- hoopt dat de steen terechtkomt bij een liefhebber, liefst een Nederlander. Niet bij een rijke stinkerd in het buitenland.
Er zijn van die beelden die je minstens paar dagen bij blijven. Nu bijvoorbeeld de foto van de auto waarin premier Schoof zat, op de oprijlaan naar het paleis van de koning waar het gehavende kneuzenkabinet als enige punt op de agenda stond. In de verte de trap waarop dat kabinet zich voor het eerst presenteerde, met de koning midden vooraan. Aan zijn gezicht was te zien dat hij dacht: wat heb ik nou aan mijn fiets hangen? Wanneer was het ook alweer? Nu stond er één lakei klaar om de voorname deur voor de premier op te doen.
Wanneer ik aan mijn vader denk, wat ik vaak doe, probeer ik me niet voor te stellen wat hij vindt van wat ik doe en laat, is meer iets voor mijn moeder (`Kijk je wel uit, jongen!’), maar aan hoe hij nu om zich heen kijkt, naar de kleine wereld, naar de grote wereld. Deze dagen is het vrij specifiek: NEC. Mijn vader leefde vooral in zijn hoofd en daarom ook in zijn werkkamer, waar hij zich bezighield met kwesties die met het medisch recht te maken hadden. NEC was een opmerkelijke uitzondering.
Natuurlijk moet ik niet overdrijven of al te gevoelig doen, maar ik probeer zo min mogelijk in winkels te zijn. En als het moet, en het moet helaas vaker dan me lief is, alsjeblieft niet te lang. Paar uitzonderingen: muziekwinkel, boekhandel, kantoorboekhandel, zeker als het gaat om het kopen van een potje inkt – ik schrijf nog veel met de hand en dan het liefst met vulpen, houd van de geur van inkt en hoe de prachtvloeistof op het papier opdroogt.