In de late namiddag ga ik graag naar naar het café op de hoek, even weg uit de kleine wereld van mijn werkkamer naar een andere kleine wereld waarin je je paar momenten kunt verschansen voor wat er vanuit de grote wereld op je afkomt. Voorheen lagen daar de avondkranten, maar die bestaan niet meer, wat ik nog steeds betreur. Ik zit er vooral te mijmeren. Beetje naar buiten staren. Het is een café met hoge ramen en daarachter speelt zich veel dagelijks leven af. Ik probeer me niet af te vragen wat er in dat dagelijks leven allemaal zou kunnen gaan veranderen.
In de late namiddag ga ik graag naar naar het café op de hoek, even weg uit de kleine wereld van mijn werkkamer naar een andere kleine wereld waarin je je paar momenten kunt verschansen voor wat er vanuit de grote wereld op je afkomt. Voorheen lagen daar de avondkranten, maar die bestaan niet meer, wat ik nog steeds betreur. Ik zit er vooral te mijmeren. Beetje naar buiten staren. Het is een café met hoge ramen en daarachter speelt zich veel dagelijks leven af. Ik probeer me niet af te vragen wat er in dat dagelijks leven allemaal zou kunnen gaan veranderen.
Toen de president van Oekraïne buitenlanders opriep met zijn land mee te vechten, sprak hij van een `vreemdelingenlegioen’. Al vroeg in mijn leven was dat een magisch woord. Soms hoorde je dat iemand zich daarbij aansloot. Eerst naar Marseille en daarna naar een fort in een woestijn in het hete noorden van Afrika. Daar werd je meedogenloos opgeleid om de rest van je gezonde leven naar brandhaarden in de wereld te gaan. Je keerde nooit meer terug naar het leven dat je daarvoor had geleid. Dat bestond niet meer.
Even, héél even, was de oorlog erg ver weg. Zaterdagochtend, de zon scheen popelend, de lente was ineens begonnen. Ik liep naar de markt, passeerde volle terrassen die nooit leeg leken te zijn geweest, iedereen op straat praatte vrolijk, er hing iets zingends in de lucht. “Ik moet je even zoeken in het zonlicht,” hoorde ik me zeggen toen ik reageerde op een blije stem die mijn naam riep, en tegen de zon in moest kijken, een kennis die ik lang niet gezien had. Ik zei dat ze bij het zonlicht hoorde. Ze riep: “Ja, wat hebben we hiernaar uitgezien!”
Tegen vijven gisterochtend las ik over de oorlog. Toevallig, ik werd wakker van iets, lawaai op straat, een droom vol raadsels, ik weet het niet, en pakte mijn tablet om te kijken of er nieuws was. Doe ik altijd, maar meestal zoek ik dan naar vrolijk nieuws. Wordt steeds zeldzamer, maar is altijd wel ergens te vinden en het is aangenaam met dat vrolijke nieuws in je hoofd nog een uurtje licht te slapen.
Ja, het lievelingsnummer van Peter R. de Vries, maar de zeer Britse band Procol Harum heeft meer moois gemaakt dan A Whiter Shade of Pale. Zanger en pianist Gary Brooker overleed vorige week en gelukkig heb ik hem zijn meeslepende en mysterieuze lied een paar keer live horen vertolken. De laatste keer een jaar of twintig geleden in het Amsterdamse Paradiso toen hij meedeed met vriendenband van ex-Rolling Stone Bill Wyman. Hij zal het duizenden keren gezongen hebben, maar deed alsof het voor het eerst was. Muisstil waren we.
Soms moet je niet al te losjes door je herinneringen lopen, maar je sterk concentreren op wat er nu werkelijk aan de hand was. Zo zeg ik vaak dat in mijn kindertijd mijn ouders hun leven indeelden in Voor De Oorlog en Na De Oorlog. In die eerste periode waren ze jong en hadden ze hun handen vol aan een toekomst waarachter ineens hard een punt werd gezet, en erna begonnen ze aan een nieuw leven in de vaste overtuiging dat het nooit meer oorlog zou worden. Ja, ik weet zeker dat ze daarin even geloofd hebben, maar niet zo lang als ik altijd zeg.
Was in zekere zin aangenaam de week te beginnen met een interview met onze premier waarboven stond dat we in een gaaf en lief land leven. De maandag kan beroerder starten. Maar ja. Van nature ben ik melancholiek, maar ik heb meestal wel een goed humeur. Ook ben ik in hart en nieren een optimist, maar dat ik ons land gaaf en lief vind, nee. Goed en dapper dat de minister-president het zegt, want misschien ziet hij meer dan andere landgenoten en graag hoor ik daar zoveel mogelijk over.
In een andere tijd, voordat het virus het land overnam, trokken zangeres Beatrice van der Poel en ik rond met een theaterprogramma dat Montere Weemoed heette. We maakten een vervolg maar dat bleef op de plank liggen en raakte verstoft, maar in januari mochten we het gelukkig weer oppoetsen en dit weekend trokken we erop uit, omhelsd door het Nieuwe Normaal.