In mijn opvoeding ging het niet over geld. Niet dat er bij ons thuis veel te veel was (ook niet veel te weinig), maar mijn ouders hadden geen zin er verstandig mee om te gaan. Ze wisten, geloof ik, ook niet hoe. Het een heeft natuurlijk met het ander te maken. Ik heb het van hen overgenomen. Soms krijg ik een financieel advies (“Zou je niet eens…”), maar ik kan de concentratie niet opbrengen daar scherp naar te luisteren.
Misschien teken aan de wand, maar van een eindtoets op de lagere school herinner ik me niets. Die moet weer belangrijker worden bij het middelbaar schooladvies. Blijkbaar was die een tijdje niet belangrijk.
In de supermarkt lukt het nauwelijks met een grote boog om van alles heen te lopen, je moet overal over nadenken, met je neus er bovenop. Niets moet natuurlijk, het ligt aan mij.
Gebeurde er gisteren nog wat op april, ik bedoel iets 1 aprillerigs, privé? Paar jaar geleden wel. Met twee collega’s moest ik iets doen in een theater. Een van hen wees op een lege parkeerplaats en vroeg of ik er even op wilde staan. Haar auto stond een paar straten verder `volstrekt fout geparkeerd’. Ging ze die even halen. Het duurde langer dan me strikt noodzakelijk leek, ik moest minstens een keer of vijf met rare gebaren duidelijk maken dat de plek waarop ik stond niet vrij was.
Zaterdag was ik een gezelschap waar een man zei dat hij alles rond de Brexit op de voet volgde. Hij rolde even met de ogen: “Allemachtig spannend avontuur is het.” Zijn vrouw zat er een beetje bedremmeld en ontkend bij. Ja, je hebt van die echtparen. Soms komen er voor wat allemaal verdwijnt, verkeerde dingen terug.
Las ik eerder deze week dat de meeste Nederlanders tevreden mensen zijn? Volgens mij stond het in de krant en dan is het waar, maar ik kon die nergens vinden. Ik zocht ernaar toen ik zojuist terugkwam van de supermarkt waar het was alsof iedereen voor straf boodschappen deed. Uitzondering was een oude dame die erg gebogen liep, met een stok. Ze vroeg of ik een pak stroopwafels voor haar wilde pakken, want ze kon er niet bij. Ze wees er voor de zekerheid met haar stok naar.
Morgen zien we in de meeste kranten op de voorpagina, of in de buurt ervan, een klokje afgebeeld, met daarop een pijltje in de richting waarvan we de kleine wijzer moeten zetten. Op dat kleine tafereel verheug ik me altijd. Zomertijd!
Woord dat van alles oproept: standpaviljoen. Ik lees dat er steeds meer komen in het Nederlandse binnenland. Dus niet aan het echte strand, maar aan een strand geen strand is, maar wel zo wordt genoemd. Rose’s Beach in Arnhem, LIZ in Nijmegen, Sprok Strand in Bemmel, om in deze regio te blijven. Mijn woonplaats ligt niet aan zee, maar ook daar is een strand. Een groot deel van het jaar breng ik door aan een dorp aan zee. Ik kan de stranden dus vergelijken.
Omvallen is een woord dat de laatste jaren een ernstige betekenis heeft gekregen. Als er daarvoor iets omviel, was dat lastig, maar al snel ging het leven gewoon door. Je had iets ergens neergezet zonder er goed over na te denken, vaasje, beeldje, schemerlamp. Soms ook grotere dingen, een parasol bijvoorbeeld.
Toch schrok ik van die foto van Hans Wiegel en Thierry Baudet in een restaurant in Sneek. Restaurantje. De heer Wiegel is door Baudet gevraagd informateur te worden voor de Gedeputeerde Staten in Zuid-Holland. Waarom niet? Waarom dan toch schrikken? Wat vertrouw ik niet? Ja, de denkbeelden van Baudet, maar Wiegel moet die toch, ja wat? Kunnen kanaliseren –laten we het daarop houden.