Voor de Rijksoverheid heb ik diep respect. Je kunt het niet zomaar Rijksoverheid zijn en blijven. Toch probeer ik mijn contact ermee zoveel mogelijk te vermijden. Ik word er altijd erg gespannen van.
Als je je hand en halve arm in het gips hebt, mag je niet autorijden. Misschien kan het ook wel niet, maar dat heb ik niet geprobeerd. Veel is door dat gips lastig, dit ook. Bijvoorbeeld wanneer ik voor mijn werk in een cultureel centrum moet zijn in een plaats waar geen station is. Er rijden altijd bussen, maar tussen het streekvervoer en mij botert het niet vloeiend. Lopen is niet altijd een optie. Vorige week, hoge noorden des lands, was de afstand tussen het station en het cultureel centrum 15 km en dat is op een avond vol natte sneeuw veel.
Ooit had ik een stuk of tien fotoboeken. Een binnenbrand heeft daar een einde aan gemaakt. Bijna twintig terug. Ik heb geleerd me die foto’s te herinneren, niet allemaal natuurlijk, maar wel de beelden die van momenten van lang of kort geleden opnieuw een gebeurtenis maken. Ja, het lukt me me te concentreren op foto’s die er niet meer zijn. We plakken foto’s niet meer in albums. Ze houden zich op in computers en mobieltjes. Ze zijn oproepbaar, natuurlijk, maar het is toch anders dan met albums die je voor je op tafel legt. Vluchtiger.
Bij heel veel denk ik: dat gaat zomaar niet. Vooral als ik iets wil waarvan ik denk dat het eenvoudig is. Ik ben in de lampenwinkel om een lamp te kopen, een duidelijke gang van zaken. Achter de toonbank staat een jonge man met van die ingevette stekeltjes. Die haardracht kan me in principe niets schelen, maar wijst er altijd op dat we twee werelden zijn, waartussen zich een brede diepe kloof bevindt. In de telefoonwinkel maak ik meteen rechtomkeer.
Alles wat in de krant staat neem ik serieus. Ik lees niet alles, maar over wat ik lees denk ik meestal even na, want niets staat er zomaar, want niets gebeurt zomaar.
Terwijl de fysiotherapeut me maandagavond in vorm kneedde, kwamen er een stuk of wat afzeggingen binnen voor de dag erop, inmiddels gisteren. Het waren patiënten van buiten de stad, die gealarmeerd door de voorspelde sneeuw, het zekere voor het onzekere namen. Ze kwamen immers per trein, en de NS had een aangepaste dienstregeling aangekondigd. De fysiotherapeut zei een vrije dag te overwegen en ook dat het een betrekkelijke nieuw verschijnsel was, niet de vrije dag, maar de invloed van code geel.
Paar dagen geleden overleed de Britse acteur Windsor Davies. Ken ik van maar één rol en daarin vond ik hem geweldig. Hij speelde sergeant-majoor in de serie die hier `Oh moeder, wat is het heet’ heette, ik meen uitgezonden in de jaren zeventig, maar toen keek ik er nauwelijks naar. Als ik echter een fragment zag dacht ik altijd: komt later wel. En dat gebeurde ook. Regelmatig zit ik naar een passage te kijken. Voor een hele aflevering heb ik helaas te weinig geduld.
Er is gelukkig nog een beetje winter overgebleven. Ik zag beelden van schaatsers op het eerste natuurijs van dit jaar. Het ijs stelde niet veel voor, maar toch, het was er. Zelf kan ik nooit uit de voeten op een oppervlak dat zich tegen me keert, ik sta dus nooit meer op ski’s en ben ook geen schaatser. Maar ik houd van die beelden, van de barre kleur van het ijs, het licht in de hemel erboven, de harde weilanden eromheen.
Paar jaar terug las je er soms over, over de lustkapper. Lang niet aan gedacht. Ik zocht op of ze nog gesignaleerd werden en ja, ik stuitte meteen op een bericht uit het noorden des lands waarboven stond `Nagelstylistes sluiten lustkapper op’.
Een vriendin komt op bezoek, bergt haar mobieltje op en zegt: “Bijna 7000.” Ik weet niet wat ze bedoelt. Heeft ze 7000 keer getelefoneerd of ge-sms’t of 7000 appjes verstuurd? Kan allemaal natuurlijk. Leuke vrouw, sterke communicatieve eigenschappen. Ze ziet mijn vragende verontrusting: “Stappen. Ik heb vandaag 7000 stappen gezet. Ik streef iedere dag naar minstens 10000. Daarom ben ik ook komen lopen.”