Weer tuimelde het woord `beleving’ over tafel. Ik kwam het tegen in een stuk over fysieke winkels, wat ik nog steeds een vreemde aanduiding vind, maar bedoeld wordt de winkels met een deur en toonbank of balie met daarachter iemand die vraagt of hij je kan helpen. Die winkels hebben het moeilijk, want we zitten graag achter ons scherm van alles te bestellen.
Regelmatig, véél te regelmatig krijg ik digitaal de vraag of ik mijn mening wil geven over een restaurant waar ik heb gegeten, een theatervoorstelling die ik heb bezocht, een hotel waar ik heb geslapen, service die een bedrijf heeft verleend en ga zo maar door. Er staat altijd bij dat mijn mening belangrijk is en dat ze daarvan iets leren. Ik moet me dan natuurlijk gevleid voelen, maar die zachte sensatie heb ik niet, want het is onzin.
Het is mijn kop in het zand steken, ik weet het, maar artikelen over gezond voedsel sla ik meestal over. Ik doe mijn best verantwoord te eten, maar in zo’n artikel lees ik altijd iets wat ik niet goed doe. Wil ik dat dan niet weten? Ja en nee.
Voor me ligt een cartoon waarop een man en een vrouw te zien zijn. De man eet chips en kijkt daar ongemakkelijk bij. De vrouw zegt: “De manier waarop je chips stil probeert te eten is nog vervelender dan wanneer je ze gewoon eet.” Ik lijd licht aan misofonie, dat wil zeggen dat ik sommige geluiden niet of moeilijk verdraag: het horen eten van een appel of een wortel. Zeker niet in een betrekkelijk stille ruimte.
In het fotogenieke straatje hier valt veel te beleven. Qua fotografie dus. Gisteren was het een familie, drie generaties, vader, moeder, dochter, schoonzoon en twee jonge kinderen. Dat het vader en dochter waren, zag ik doordat ze sterk op elkaar leken: hun gezichten hadden iets kabouterachtigs, blozend gezond, rond met zeer wakkere kraakheldere ogen. De vader had bovendien een parmantig kabouterbaardje. Ook waren ze niet zo groot en gezellig compact.
Gisteren las ik in deze krant over de nieuwsmijders. En de zorgen daarover. We hebben het toch al gauw over min of meer de helft van de Nederlanders. Vind ik veel. Het is natuurlijk best te begrijpen, want misschien wil je je hoofd zo licht mogelijk op orde houden of heb je al genoeg aan dat hoofd.
In een mijmerstemming liep ik gisteren een café binnen waar ik vaker kom. Was er niet druk. Ik pakte een krant van de leestafel en ging aan de kleine tafel zitten waaraan ik meestal zit. Daar viel me op dat er boven de spiegel tegenover me kerstversiering was aangebracht. Verder nergens in het café, terwijl ze daar voorheen niet bepaald op bezuinigd hadden.
Nu even niet, maar doordat ik een groot deel van mijn leven doorbracht met een of meer katten, denk ik echt niet dat mensen slimmer of intelligenter zijn dan dieren. Zelden hoef ik gelijk te hebben, maar nu krijg ik het zomaar van de filosoof Bas van Woerkum-Rooker die woensdag aan de Radboud Universiteit in Nijmegen promoveerde op dierlijke intelligentie. Wij nemen vaak onszelf als maatstaf en dat moeten we niet doen. Dieren zijn niet net als mensen. Gelukkig niet, voeg ik er graag aan toe. Zijn ook ánders intelligent of slim dan wij.
In het rijtje vervelende vragen, waarin “Is er iets?” hoog staat, hoort ook zeker de vraag thuis: “Wat is precies de bedoeling?” Die vraag heeft zelden een positieve sfeer. Als je die moet beantwoorden, begeef je je meteen op glad ijs. Degene die vraagt wat precies de bedoeling is, vindt wat jij aan het doen bent, helemáál niet de bedoeling. Soms ben je trouwens met iets bezig wat volkomen bedoelingloos is, wat erg rustgevend kan zijn.
Mijn werkplek ziet uit op een door muren begrensd binnenplaatsje waar niets gebeurt, bijna niets, soms vliegt er een vogel overheen, er is wilde groene begroeiing waar de wind weleens mee speelt, als het regent is het geluid dat druppels maken als ze op de marmeren tegels terechtkomen, gewoon te zíen, allemaal enorm rustgevend. In een hoek staat een stevige kartonnen doos waar ik graag krachtig tegenaan trap als het even tegenzit en ik in een slecht humeur ben geraakt. Dat helpt, er komt licht in mijn donkere stemming.