Er zijn kwesties waarover ik niet meer per se geïnformeerd hoef te worden. Voorbeeld dat nog steeds najeukt: Nick & Simon. Misschien heb ik het mis, maar ik heb de indruk dat er al zeker een dag of drie niets meer over hen wordt gemeld, terwijl daarvoor toch twee weken min of meer onophoudelijk. Nu het voorbij is vraag ik me twee dingen af: waarom volgde ik het niet?
IGisteren begon er een nieuwe tijd in het jaar. Stond er niet zo bij stil tot ik in het radionieuws van acht uur de nieuwslezer tegen de verkeersberichtenman hoorde zeggen: “Alles als vanouds?” Die beaamde dat gul met de toevoeging: “Ook de files in Brabant zijn terug.” Ja, als de files in Brabant er weer zijn, weten we hoe laat het is.
Mensen verliezen vreemde dingen. Of dingen, het zijn niet altijd dingen, op zaterdagmorgen ligt er hier in de straat een behoorlijk hoeveelheid gesneden uien. Niet verpakt, nee, los en geurig, zeker een volle kilo, wat best veel is voor gesneden uien. Door de ochtendzon is het net alsof die snippers en ringen licht geven. Ik sta er even bij stil, denk erover na zonder dat ik weet wat ik denk, en op dat moment komt een buurvrouw naar buiten die mij dus naar de gesneden uien ziet kijken.
Een lege stiltecoupé in een trein die op tijd vertrekt, soms is het leven een cadeau. Ben op weg naar Nijmegen, uitstekende bestemming, de zon schijnt innig, hier en daar zit al een spat herfst in het licht. Ik heb een boek bij me, maar daar kom ik niet toe want ik heb mijn handen vol aan momenten die ik niet los wil laten. Ik weet zeker dat dit niet lang kan duren, je moet niet het onderste uit de kan willen.
Een grappig woord vind ik `huppelen’. Ik gebruik het helaas steeds minder en heb ook de indruk dat die manier van voortbewegen steeds minder te zien is. Af en toe een kind, maar ook kinderen lijken steeds ernstiger te worden. Er zijn ook huppelende woorden. Gisteren kwam ik ze in deze krant tegen. Ze huppelden als het ware uit de pagina. In de vroege ochtend is dat prettig.
Altijd als ik contactloos sta te betalen, waait er lichte neerslachtigheid door me heen. Die is weer ontzettend verdwenen als ik het daglicht in loop, maar bij de betaalpalen heb ik er even last van, wat ook komt doordat ik me zelf meer vragen stel dan strikt noodzakelijk is. Bijvoorbeeld: waarom doe ik dit? Of: kan ik de boel niet gewoon laten bezorgen? Daarvoor wordt immers altijd zo grappig geadverteerd. Of: laat ik goed zien dat ik de plastic boodschappentas met het logo van de supermarkt erop van huis heb meegenomen?
Begrip is een mooi woord, maar kan zich in de omgang niet altijd even makkelijk gedragen. Voorbeeld: de drukke verkeersweg waaraan wordt gewerkt. Er is één baan vrij. Daar moeten auto’s van de ene kant overheen en ook auto’s van de andere kant, gedurende vijf kilometer. Wat zijn nu vijf kilometer? Een traject waarover je normaal een minuut of vijf doet, kost nu drie kwartier. Aan het einde van het ongemak staat een geel bord met zwarte letters: Dank voor uw begrip.
Gisteren begon de eerste Renaissanceschool van Forum voor Democratie. In Almere. Maar een paar leerlingen, gelukkig. Klein beginnen vinden ze binnen die partij geen bezwaar. Ja, het is allemaal nog zo klein dat ik nog geen zin heb me er op volle kracht in te verdiepen, hoewel ik toch losjes mijn hart vasthoud: hoe worden die kinderen voorbereid op een tijd waarin ze iets voor de samenleving moeten gaan betekenen? Er is in ieder geval veel ruimte voor handvaardigheid. Ben benieuwd hoe daarin de donkere FvD-denkbeelden een plaatsje krijgen.
Vaak vind ik het aangenaam geen idee te hebben wat de bedoeling van iets is. Als iemand vraagt “Wat is precies de bedoeling?” heb ik nooit zin lang na te denken over een antwoord. In de straat waar ik woon, wordt vaak gefotografeerd en gefilmd. Meestal is het duidelijk waarom: voor later, ter herinnering. Fotootje op de brug voor een uitzicht dat er mag zijn: “Weet je nog hoe gelukkig we toen waren?”
Zwaaien naar asielzoekers, zwaaien naar onze stamelende regering, zwaaien naar de boeren, zwaaien naar treinen die niet vertrekken, naar wie zwaaiden we gisteren? Was immers Nationale Zwaaidag. Motto: `Zwaai je mee?’ Bedoeling is dat je door te zwaaien, vooral naar willekeurige mensen, laat merken dat we omzien naar elkaar, een kwaliteit die schraal is geworden.