Natuurlijk volgde ik de herdenkingen van de bevrijding van Auschwitz, met gebogen hoofd. Ik wil erover schrijven, maar kan dat niet. Mijn hoofd zit dan zo vol koude stilte dat er geen gedachte meer bij kan. Voor het eerst zag ik de beelden toen ik een jaar of vijf was. Er lag een boek op tafel. Met foto’s. Zulke foto’s had ik nog nooit gezien. Mijn jonge leven veranderde toen. Ja, er veranderde iets in de warme veiligheid waarin ik in de jaren vijftig opgroeide. Voor wat dat was had ik uiteraard geen woorden.
Paar dagen geleden was er in Breda een vergadering van de plaatselijke afdeling van de SP en die liep uit op een knokpartij. Vergadering natuurlijk geschorst. Landelijke leiding beraadt zich over de Brabantse afdeling. Goed! Ik las ook de details en die waren aantrekkelijk, maar wat ik nu wil zeggen is dat ik van sommige woorden vrolijk word: knokpartij bijvoorbeeld, maar dan wel een knokpartij op een vergadering. Men gaat op de vuist, onhandig, machteloos en potsierlijk, een paar minuten een spiegel van hoe de mensheid eraan toe is.
Het is fout, maar voor sommige uitingen van criminaliteit voel ik lichte bewondering. Zaterdag zag ik in Nieuwsuur hoe Roemeense criminelen in Frankrijk te werk gingen. Met een auto reden ze achter een vrachtwagen aan, tot aan de bumper. Een crimineel ging door het open dak naar buiten naar de motorkap vanwaar hij met een slijptol de achterdeuren van de vrachtwagen opende. Dat alles in volle vaart op de snelweg.
Troostrijke jeugdherinnering: mijn moeder was een paar dagen weg om haar broer bij de verhuizing te helpen, ze had mijn piepjonge zusje meegenomen. Ik was een jaar of zes en mijn vader moest even voor het huishouden zorgen. Dat had hij, 35 jaar oud, nog nooit gedaan, het was een andere tijd. Ik merkte dat bijvoorbeeld aan de ochtendpap, havermout die hij met koffiemelk had bereid, want hij had in de winkel op de fles gelezen dat die koffiemelk een traktatie of zoiets was.
In veel horeca word je behandeld alsof je straf hebt verdiend omdat je bestaat. Je mag er wel aan een tafeltje zitten, maar dan verder geen praatjes meer. Ik haast me eraan toe te voegen dat er uitzonderingen zijn, troostrijke uitzonderingen. Gisteren zat ik met een bevriend collega in zo’n uitzondering, een vrij groot café waar je vanwege die grootte nog meer moet afzien, maar dat was nu allerminst het geval. Fijne meisjes en jongens zorgden voor ons. We hadden zin een tijdje over hen te praten. Met uitzicht op het water, dat scheelde natuurlijk ook.
Als er een stilte valt in een gesprek, ben ik daar de bang voor? Of bang, nee dat niet, vind ik het ongemakkelijk? Ja, dat wel. En als ik me afvraag waarom ik het ongemakkelijk vind, komt dat doordat ik denk dat het voor de ánder ongemakkelijk is. Of dat die denkt dat het aan mij ligt.
Als je denkt `We zien het tegen die tijd wel’, is dat een matig standpunt. Ik denk het vaak, misschien te vaak, en zit daarom ook vaak, te vaak op de blaren. Ik dacht het aan het begin van sommige ontwikkelingen en ineens is het te laat om daarin nog in te stappen. Ook bij sommige waarschuwingen. De muizenplaag bijvoorbeeld. Lees ik veel over. Nee, niet goed gezegd: ik zie dat er veel over te lezen valt, maar ik lees het allemaal maar met één oog, want ik denk: we zien het tegen die tijd wel. Wie zijn we? Wanneer is het tegen die tijd? Wat ga ik dan zien?
Uit deze krant scheurde ik vorige week tips om griep te voorkomen. En zoals het meestal met tip het geval is, zijn ze er vooral om je het gevoel te geven dat je ergens alles aan gedaan hebt. Als het lukt wat de tips moeten veroorzaken, heb je geluk of ben je een bofkont. Al heel lang ga ik jaarlijks de griepprik halen, ook toen ik er nog niet de leeftijd voor had, maar het moest vanwege astma. Of die prik helpt, weten we niet, maar ook hier geldt: baat het niet enzovoort.
Met haast en een schraal humeur sta ik zaterdag in de rij voor de kassa van de supermarkt. Ik heb niet eens de rust de boel zelf te scannen en af te rekenen. Kan daar. Er zijn betaalpalen, een woord dat ik zo lelijk vind dat ik vaak niet in staat ben van deze voorziening gebruik te maken.
Om de zoveel tijd lees je dat het steeds normaler wordt dat je in een restaurant om een doggybag vraagt, dus dat je wat je niet hebt opgegeten in een zakje mee naar huis krijgt, voor de hond, ook als je geen hond hebt. In Amerika is het de gewoonste zaak van de wereld, maar ja, Nederland is Amerika niet, en we kunnen niet zo uit de voeten met toestanden die we Amerikaanse toestanden noemen. Ook niet met Italiaanse toestanden trouwens.