Bericht van PostNL op 17 juni: “Donald Duck wordt 90 jaar en dat vieren we met bijzondere postzegels. Op iedere zegel zie je de driftige Duckstedeling met een andere gezichtsuitdrukking. Een must-have voor fans van jong tot oud.”
In de supermarkt kijkt de caissière me weergaloos berispend aan. Jaar of twintig, ogen waarin veel gebeurt, strenge mond die hoort bij haar blik. Ik wéét ook dat ik fout bezig ben. En ook hoe dat komt: ik sta als een gek door gedachten te dwalen, gedachten die niets met mijn aanwezigheid in de winkel te maken hebben, maar met van alles wat nog moet gebeuren. Heb ik altijd in het begin van de week.
Meer dan voorheen hoor je het over recenseren hebben. Ik heb het nu over het verschraalde politieke landschap. Ik geloof dat Marjolein Faber de eerste was. Toen ze op gesprek moest bij de formateur en de nieuwe premier, werd ze opgewacht door een paar journalisten. Had ze uiteraard geen zin in, want waarom zou je communiceren?
Vorige week Francoise Hardy, eergisteren Anouk Aimée. De Dood heeft het in deze vroege zomer, die nog steeds geen zomer wil worden, gemunt om mysterieuze melancholie. Ze hebben veel gemeen, deze vrouwen, maar vooral dat. En ook hun tere trots. De ingetogen stem van Francoise Hardy verdwijnt niet uit mijn hoofd, niet uit mijn huis. De afgelopen week luisterde ik er vaker naar dan, tot mijn spijt, de laatste jaren, maar ze was er nooit niet.
Mijn vader schreef altijd zijn naam in een boek dat hij kocht of kreeg. En de datum. Toen ik gisteren hoorde dat Jan Cremer was overleden, pakte ik uiteraard Ik Jan Cremer uit mijn boekenkast. Zijn exemplaar. 4 november 1964 staat er voorin, zijn verjaardag, hij werd 41. Een cadeau van mijn moeder. Ik zie haar het boek nog geven, besmuikt lachend, want het was een boek dat niet leek op alle andere boeken die in huis waren.
Voorspelbaarheid kan geruststellend, zelfs troostrijk zijn, maar ook verzet oproepen dat zich moeizaam laat kalmeren. Op het station sta ik na te denken over volstrekt ontregeld treinverkeer. Ik probeer daar niets van te vinden, maar wil toch graag op mijn bestemming arriveren. Achter het loket waar je je kunt laten informeren over trajecten en tijden, zit niemand, wat me een logische maatregel lijkt.
Er is een nieuw woord aan me toegevoegd. Zou het best graag uit mijn hoofd willen krijgen, maar dat lukt niet. Hier komt het: besefmomentje. Ik hoorde het zondag na de wedstrijd van Nederland tegen Polen. Er was een kort gesprek met doelman Bart Verbruggen die voor het eerst meedeed in het Nederlands elftal. Belangrijkste vraag luidde: “Had je tijdens het Wilhelmus een besefmomentje?”
Is het een uitstekende eigenschap als je van nature optimistisch bent? Denk het wel. Kan het inspirerend zijn? Vast en zeker. Is het reëel? Weet ik niet. Vaak kan er een ontregelende spanning ontstaan tussen wenselijkheid en werkelijkheid? Ja, onze verwachtingen kunnen een probleem zijn. Als wat je verwacht niet uitkomt, waar wringt het dan? Bij jezelf omdat je het niet had moeten verwachten? Of bij de persoon of omstandigheden die niet aan je verwachtingen voldoen? Prima kwestie voor de maandag.
Paar dingen weten we niet zeker. Of Geert Wilders met de andere formatiepartners overlegt wie hij naar voren schuift. Als dat zo is kunnen we ons afvragen waarom er gebeurt wat er gebeurt. Ook is het niet duidelijk hoe het precies zit met het politieke spel dat hij speelt. Kan interessant zijn in de politiek. Dat veel een spel is.