Benieuwd hoe over een maand of tien of volgend jaar op de coronatijd terugkijken. En dan ga ik er vanuit dat die tijd voorbij is, kan best zijn dat het nooit helemaal het geval is, misschien ben ik weer belachelijk optimistisch. Toch denk ik er graag over na. “Weet je nog dat om tien uur ’s avonds het leven van die dag voorbij was.” “Weet je nog dat we elkaar nauwelijks mochten aanraken?” “Weet je nog dat we niet bij onze ouders op bezoek konden?”
Je moet uitkijken als je ergens lacherig over wilt doen. Voordat je er erg in hebt ben je aanstootgevend fout bezig en kun je het pand beter verlaten om in de frisse buitenlucht weer bij zinnen te komen. Ik heb het met wat ik over het sprookje Sneeuwwitje en de zeven dwergen hoor. Daar wordt opnieuw een film van gemaakt, maar daartegen is protest gerezen. Die dwergen kunnen niet meer. Te ouderwets en ook discriminerend.
Een stem achter me, stem van een vrouw: “Stel dat ik een vrachtwagen was.” Natuurlijk draai ik me om, een vriendelijke vrouw die in geen enkel opzicht de associatie met een vrachtwagen oproept. Maar ik snap wat ze bedoelt. Ik sta midden op straat op mijn mobieltje te turen. Dat komt doordat me ineens iets te binnen schoot, om precies te zijn een afspraak die ik misschien vergeten was, best belangrijke afspraak, ook dat nog. In lichte paniek greep ik het mobieltje uit mijn jaszak. En toen stond die vrouw achter me.
Niet alles hoeft zinvol te zin. Lekker dit op te schrijven. En in wezen een zinnige opmerking! Misschien gaan we vanavond op weg naar het Nieuwe Normaal dat vaag moet lijken op het Oude Normaal van twee jaar geleden. Moet het anders zeggen: misschien wordt het leven vanaf morgen wat makkelijker, minder benauwend. Dan is er ook meer ruimte voor dingen en verschijnselen die niet echt belangrijk hoeven te zijn.
Nuttig is het zo vroeg mogelijk te beginnen met het bepalen van je grenzen. Na de ranzige ellende in omroepland, viel er de afgelopen dagen veel over te lezen. Zo zag ik in Trouw een stuk waarboven stond: `Leer je kind al nee te zeggen tegen de natte zoenen van een tante’. Ik knikte instemmend, maar tegelijkertijd dacht ik: we moeten niet overdrijven. Maar misschien heb ik zoiets helemaal niet te denken.
“En dat zet ik dan naast mijn computer. En dan moet het leeg.” Geloof dat ik op dat moment mijn oren spitste. Die spits ik graag, maar mijn oren hebben er niet altijd zin in. Ik zit in de trein, verdiept in het landschap, voor me twee mannen en een vrouw, NS-medewerkers. De vrouw heeft het over iets wat leeg moet. Ik vraag me af wat dat is. Heel veel kan er leeg. Je hoofd bijvoorbeeld, maar ja, dat zet je niet naast de computer. De man zegt dat hij het herkent en is opgehouden alles in zijn mond te stoppen: “Op 3 januari 98 en nu 93,3.”
Toen ik gisterochtend de radio aanzette, kwam ik in een gesprek terecht over een nieuw aan te leggen natuurgebied. In deze barre dagen een aangenaam onderwerp. Gaf meteen wat lucht. Even niet over mannen met bedompt mannetjesgedrag, familie De Mol, de heer Wilders, de voorzitter van de Tweede Kamer en coronamaatregelen.
Toen bekend werd dat Gunay Uslu de nieuwe staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen werd, verschenen er veel artikelen over haar. Leek me ook terecht, inspirerende persoonlijkheden moeten we koesteren. De culturele sector heeft alle aanleiding veel van haar te verwachten. Mag ook wel na Rutte I, II en III. Misschien juich ik te vroeg, maar dat doe ik liever dan niet juichen.
Het is nog volop winter en wat je dan toch beetje gaat missen is griep. Gewoon griep, nou ja, gewoon, niets is gewoon en griep al helemaal niet. Of zoals sommige mensen zeggen: griepje. Griepje is hetzelfde als griep, maar het klinkt wat goedmoediger. En juist dat goedmoedige mis ik.