Je zegt dat je straks wel even de boodschappen voor het avondeten zult doen. Weer. “Echt?” Je knikt enorm sympathiek en denkt erbij: dat heb ik gráág voor je over. Terwijl je ook kunt denken: ik doe het gewoon voor ons, iemand moet dat karweitje op zich nemen. Binnenkort kan ik dan naar Gorillas bellen, nee uiteraard appen, en dan bezorgt een gorilla ze binnen een minuut of tien, op de fiets. Misschien moet dat telefoontje of de app naar de supermarkt, enfin, maakt niet uit, binnen tien minuten staat alles op het aanrecht. Flitsbezorging heet het.
Waarom ik het ieder jaar weer doe, weet ik niet. Maar altijd moet ik het even hebben over de kortgebroekte mannen die bij de eerste voorjaarszon metéén met hun winterbenen in het straatbeeld lopen te pronken. Alsof ze weken op dat moment hebben gewacht en de korte broek popelend in de klerenkast lag. Ieder jaar moet ik er op deze plek een paar regels aan wijden. Is een manier om de rap voortschrijdende tijd te structureren. Ja, dat is het. Daarom heb ik het nodig.
Op de een-na-laatste dag van vorig jaar dacht ik dat ik corona had. Weliswaar enorm gevaccineerd, maar toch. Ik wist dat het door al die vaccinaties minder gevaarlijk zien zou zijn, daarom was mijn paniek maar licht. Die werd echter minder licht toen ik de zelftest op de keukentafel had gezet en begon te lezen hoe ik daarmee om moest gaan. Ik heb helaas geen antenne voor gebruiksaanwijzingen. De meeste moet ik een keer of tien lezen, langzaam en hardop, en me niet door ergernis laten ophouden. Na een uurtje kon ik aan het nuttige proces beginnen.
Vorig jaar stond ik vroeg in de ochtend voor de oliebollenkraam. Er was nog geen rij. Op oudejaarsdag vind ik het trouwens niet erg waar dan ook in een rij te staan. Je kunt dan lekker in gedachten wegzinken en dat kan geen kwaad op de laatste dag van een jaar dat we niet snel zullen vergeten, liefst wel, maar over wat we vergeten en wat niet, hebben we weinig te regelen.
In de week voor kerstmis kwam ik rond Nijmegen paar keer in een file te staan, niet al te lange gelukkig. Wist hoe dat kwam: veel mensen uit het oosten van het land vonden het belangrijk naar de kapper te gaan en van de overheid mocht dat niet in Nederland, daarom gingen ze naar Duitsland, waar genoeg kappers waren die ervoor konden zorgen dat hun Hollandse klanten er `netjes’ kwamen uit te zien. Misschien zijn er blijvende banden ontstaan, wat ik Nederlandse kappers niet gun. Ik kon het belachelijk vinden, maar dat deed ik niet, het had wel iets vertederends.
Als iets laagdrempelig moet zijn, denk ik vaak dat ik dat begrijp, maar ook voel ik af en toe verzet. Beetje moeite mag best, niet alles hoeft zómaar te gaan. Voorbeeldje. Ook deze editie van het televisieprogramma De Slimste Mens volg ik, soms uit een ooghoek, maar ik ben er wel iedere uitzending bij. Uiteraard vooral om nonchalant te pronken met mijn kennis. Daarom kijk ik nooit in m’n eentje. Liefst geef ik het juiste antwoord terwijl ik zogenaamd de krant lees.
Op eerste kerstdag werd op een van de televisiezenders een brandend haardvuur getoond. Paar uur achter elkaar. De bedoeling van de zender was, geloof ik, dat we meer aandacht voor elkaar hadden dan anders. Dus niet de hele tijd naar domme programma’s kijken, maar een goed gesprek aangaan. Of teder aan elkaar zitten. Het kerstdiner waaraan ik deelnam, eiste al mijn concentratie op, ik heb het televisiehaardvuur dus niet meegemaakt, maar toen ik uitgeput de vuile vaat in de machine plaatste, vond ik het wel een goed idee, misschien zelfs een gat in de markt.
Deze krant roept lezers op door te geven wat ze vurig wensen voor 2022. Ik neem aan en hoop dat het dan niet gaat om ontzettend voor de hand liggende, té algemene wensen als: corona de wereld uit. Of: nergens meer oorlog. Of: eindelijk een regering die niet alleen van alles probeert te regelen, maar ons ook inspireert. Die laatste wens vind ik trouwens weer wel kunnen, maar dan moet je natuurlijk wat vertellen over die inspiratie. Het woord is alleen maar een woord. Maar goed, als het maar persoonlijk is.
Het was nog brak donker toen ik gistermorgen de vuilniszak buiten zette. Aan de overkant van de straat stonden een man en een vrouw te praten, hondenuitlaters, en de vrouw zei zeker te weten dat we een witte kerst krijgen. De man wist het zo net nog niet. Het was goed te horen dat ze hierover nog een tijdje door wilden praten. Ik vond het daar nog wat vroeg voor. Bovendien regende het, nogal zeurende slappe nattigheid.
Van nature ben ik optimistisch. Een van de gevolgen daarvan is dat ik me zo min mogelijk op te winden. Psychiater Esther van Fenema zei gisteren in deze krant: “Het kan ook rust geven dat je aan sommige dingen dus niets kunt doen.”