Soms verlang ik terug naar de tijd van de filterkoffie. Die was nooit op. De koffiecapsules wel, altijd inééns. Is mijn eigen schuld, vind ik dan hardop, ik moet me niet zo aanstellen met die cups, ook nog per se met een nummer, in mijn geval nummer 11, zogenaamd lekker sterk. Maar ja, dadelijk komt er bezoek en ik doe al levenslang mee met de tuttige gewoonte meteen koffie aan te bieden.
Bondscoach Louis van Gaal vindt het niet logisch dat de wedstrijd van vanavond tegen Noorwegen zonder publiek moet worden gespeeld. Waarom niet? Ik citeer: “Er zijn heel weinig besmettingen in de stadions. Ik begrijp dat corona belangrijker is dan voetbal, maar dit is niet logisch nadenken. Het heeft met leiderschap te maken. Meneer Rutte is de leider van dit volk en daar mag je wat van vinden. In Portugal wordt dit door een generaal geregeld en die heeft het beter voor elkaar.” Hij zegt nog meer, maar hier staat al heel veel.
De belangrijkste dag van het jaar. Kijk, daarvoor was ik zaterdag stipt om 12 uur voor de televisie gaan zitten, om Dieuwertje Blok dát te horen beloven. Je hoort het niet zo vaak meer. Bovendien kan niemand zoiets zeggen zoals Dieuwertje dat doet. Je knikt meteen van harte. Misschien zijn er belangrijke dagen, maar nu even niet.
Wat ik al levenslang een ingewikkeld woord vind: verstandig. Nee, niet het woord, want dat is best mooi en klinkt degelijk, maar wat het betekent. Meestal is het gissen. Mijn moeder kwam in mijn kindertijd bijna altijd met een advies als ik het huis verliet, bijvoorbeeld om te gaan zwemmen: “Niet verdrinken, hè.” Misschien was het meer een aansporing dan een advies.
Het is een ouderwetse speelgoedwinkel. Voor de deur staat een beer met een zomers hoedje op die bellen blaast. Ik weet nooit of ik erbij moet melden dat het geen echte beer is. Ik kijk er graag naar, het is goed voor mijn humeur, ik zou zo’n beer best thuis willen hebben, midden in mijn werkkamer.
Gek dat ik nu al niet meer weet hoe lang de smalle straat hier autovrij is. Nog niet zo heel lang, maar toch ook weer wel. Nou ja, niets is lang geleden. In ieder geval is het bijna onvoorstelbaar dat er ooit auto’s langs onze huizen reden, dat je moest uitkijken wanneer je de deur uitging. Er zijn fietsers en hun haast kan woedend zijn, maar tot nu toe veroorzaakten die nog geen ongelukken. Ik zeg nooit: “Afkloppen”.
Het Sinterklaasjournaal zag ik nog niet dit jaar. Maar te weten dat het er is, vind ik troostrijk. Ik stap wat later deze week in. Er is altijd iets aan de hand rond Sinterklaas, iets wat zijn aankomst kan belemmeren. Of er is wat kwijt. Ben liever met die kwestie bezig als die zich al een beetje heeft ontwikkeld. Als ik er getuige van ben hoe het allemaal ontstaat, word ik tot mijn verbazing ongeduldiger dan strikt noodzakelijk is, wat ongetwijfeld komt doordat ik niet tot de doelgroep behoor. Hoewel: Sinterklaas is er in principe voor iedereen.
Wat me fascineert is waarom er in kleine politieke partijen altijd gedonder is. En niet zo’n beetje ook. Is in grote partijen ook aan de hand, denk aan het CDA, en dat is ook onsmakelijk, maar toch anders onsmakelijk dan bij kleine partijen. Ontremde bende is het daar meestal. Nog niet zo lang geleden ontplofte de partij die Henk Krol oprichtte. Henk Krol trouwens zelf ook een beetje, maar dat zat er al lang aan te komen. Vaak hoor je dat men `rollend over straat’ gaat, een beeld dat ik altijd letterlijk neem en in mij de slappe lach kan losmaken.
De nieuwe Abba heb ik nog niet beluisterd. Zie er beetje tegenop. Bang dat die tegenvalt. Natuurlijk las ik er wel over en terwijl ik dat deed, kon ik me een voorstelling maken van de nieuwe liedjes die natuurlijk goed in elkaar zaten, sommige te zoet, wat mag, maar het merendeel dik in orde.
Dadelijk mag ik meedoen met het groot Dictee der Nederlandse Taal. Dat weet ik al enige tijd en zo nu en dan heb ik geoefend. Ik stuitte daarbij op een probleem dat ik destijds op school ook had: dat ik ga nadenken over wat de woorden in me oproepen in plaats van dat ik me concentreer op de wijze waarop ze gespeld worden.