Op eerste kerstdag werd op een van de televisiezenders een brandend haardvuur getoond. Paar uur achter elkaar. De bedoeling van de zender was, geloof ik, dat we meer aandacht voor elkaar hadden dan anders. Dus niet de hele tijd naar domme programma’s kijken, maar een goed gesprek aangaan. Of teder aan elkaar zitten. Het kerstdiner waaraan ik deelnam, eiste al mijn concentratie op, ik heb het televisiehaardvuur dus niet meegemaakt, maar toen ik uitgeput de vuile vaat in de machine plaatste, vond ik het wel een goed idee, misschien zelfs een gat in de markt.
Deze krant roept lezers op door te geven wat ze vurig wensen voor 2022. Ik neem aan en hoop dat het dan niet gaat om ontzettend voor de hand liggende, té algemene wensen als: corona de wereld uit. Of: nergens meer oorlog. Of: eindelijk een regering die niet alleen van alles probeert te regelen, maar ons ook inspireert. Die laatste wens vind ik trouwens weer wel kunnen, maar dan moet je natuurlijk wat vertellen over die inspiratie. Het woord is alleen maar een woord. Maar goed, als het maar persoonlijk is.
Het was nog brak donker toen ik gistermorgen de vuilniszak buiten zette. Aan de overkant van de straat stonden een man en een vrouw te praten, hondenuitlaters, en de vrouw zei zeker te weten dat we een witte kerst krijgen. De man wist het zo net nog niet. Het was goed te horen dat ze hierover nog een tijdje door wilden praten. Ik vond het daar nog wat vroeg voor. Bovendien regende het, nogal zeurende slappe nattigheid.
Van nature ben ik optimistisch. Een van de gevolgen daarvan is dat ik me zo min mogelijk op te winden. Psychiater Esther van Fenema zei gisteren in deze krant: “Het kan ook rust geven dat je aan sommige dingen dus niets kunt doen.”
Magische naam, Reinier Paping. Als het begin te vriezen, denk ik meteen aan hem. Na zijn overlijden maandag werden de bekende beelden weer uitgezonden, 18 januari 1963, een barre winterse dag. Destijds keek ik bij een vriendje thuis, we hadden nog nooit zoiets gezien.
Nog niet zo lang geleden voelde ik enig ontzag als ik in de supermarkt mensen met hun mobieltje zag afrekenen. Hoe het zat met dat ontzag, wist ik ook niet, want aan veel betalers was te zien dat het niet moeilijk was zoiets te bewerkstelligen. Ik begrijp inmiddels hoe het moet, maar ik doe het niet. Weten dat ik het ook kan, vind ik voldoende: ik ben niet achterlijk.
Na de persconferentie zaterdagavond ging het in het actualiteitenprogramma uiteraard over wat er allemaal gezegd was en wat de consequenties daarvan waren. We kwamen in een café terecht, item was iets voor vijven opgenomen, dus nog voor de persconferentie, maar het was wel al duidelijk wat ons boven het hoofd hing. Het café is van een man en een vrouw, maar de man was al naar huis. Of de vrouw nu zei dat hij er doorheen zat of dat dat duidelijk was zonder dat ze het hoefde te zeggen, weet ik niet meer.
Naar alles wordt onderzoek gedaan. Ook naar het antwoord op de vraag of mensen zich met Kerstmis houden aan het regeringsadvies maar vier personen te ontvangen. Dat worden er steeds minder en dat ligt vooral aan prinses Amalia: als zij lak heeft aan wat de regering zegt, hebben wij dat ook! Ik geloof dat dit een redenering is die veel in dit land zo treurig maakt. Als je het dénkt, oké, maar daarvan dan ook een standpunt maken, dat is zielig.
Als mensen vriendelijk zijn, ben ik daarvan altijd behoorlijk onder de indruk. Ik word er ook optimistisch van. In het gebouw waar ik mijn boosterprik moet halen, ontmoet ik alleen maar vriendelijkheid. Bij de deur staat een meisje dat je welkom heet en op iedere hoek iemand die je de weg wijst. Je wilt hierna het liefst nog een keer worden geprikt. Wanneer ik enorm gevaccineerd weer naar trap loop, zie ik de beveiliger die me bij binnenkomst aanhield. Een grote man van wie het zwarte pak iets te strak zit.
Zouden er mensen zijn die toen ze begin januari de kerstboom aftuigden, tegen elkaar zeiden: “Zullen we het kaarsjessnoer zo handzaam mogelijk opbergen, zodat het in december niet uit elkaar gepuzzeld hoeft te worden”?