In de verte zie ik een man die me vanuit mijn verte vaag bekend voorkomt. Waaraan ik dat zie, weet ik niet, maar misschien kom ik daar ook wel niet aan toe omdat ik me afvraag of ik dadelijk een gesprekje over niks met hem wil aangaan. Zo zijn immers onze gesprekjes tijdens een vluchtige ontmoeting op straat, je kunt net zo goed niets zeggen, maar ja, dat is weer zo onvriendelijk. En we moeten tijdens deze donkere dagen zoveel mogelijk tégen onvriendelijkheid zijn.
Een kerstboom metéén na 5 december vind ik te vroeg. En over kerstbomen die daarvoor al te zien zijn, wil ik het helemaal niet hebben. Waarschijnlijk worden die in beeld gebracht door mensen die het ook over `een stukje sfeer’ hebben. En wie het over `een stukje sfeer’ heeft, komt nooit aan echte sfeer toe. We moeten de dagen niet opjagen.
Keer of drie moest ik afgelopen dagen een antwoord geven op de vraag wat ik vind van het bedrag dat voor dat prachtige schilderij van Rembrandt moet worden betaald. Of ik ook niet sterk van mening ben dat het geld beter besteed kan worden aan Nederlandse kunstenaars die het moeilijk hebben?
Nooit gedacht dat ik een snijplank een prachtig cadeau zou horen noemen. Toch hoorde ik het. In een radioprogramma over kerstpakketten. Volgens een kerstpakkettendeskundige zijn die dit jaar harder nodig dan ooit, want iedereen heeft behoefte aan een schouderklopje. En dat is de bedoeling van het kerspakket, een schouderklopje. Als Zelfstandige Zonder Personeel kijk je dan even naar een onzichtbaar punt in de verte. Kerstpakket hoeft niet per se, wat ik alleen maar zeg om stoer te doen, maar ja, een schouderklopje is nooit weg.
Kwart over zeven gisterochtend, ik steek onze smalle straat over om de vuilniszak naar het vuilniszakkenophaalpunt op de hoek te brengen. Het is nog een beetje nacht, hier en daar is al wat brak ochtendlicht te zien. Er nadert een fietser, ik keer terug van het vuilniszakkenophaalpunt, de fietser roept: “Uitkijken, eikel!”
Denk het niet dagelijks, maar wel vaak: ik ga alles anders doen. Paar seconden later vind ik alles beetje veel en wordt het: ik ga veel anders doen. Het voornemen is vooral een voornemen, het heeft nog geen inhoud die sturend kan zijn.
Misschien mag het niet, misschien hoeft het ook niet, maar vaak als ik iets hoor of lees over Henny Huisman, denk ik: zielig. Doe mijn best helemaal niets over hem te denken en dikwijls lukt dat wel, ook omdat hij haast nooit aanleiding geeft dat te doen, maar gisteren had ik het weer. Ik bladerde door deze krant, kwam terecht bij de pagina’s Media & Cultuur en daar zag ik ineens een fotootje van Henny Huisman met daarnaast de woorden: “Ik ga vertellen over de gekke dingen uit m’n leven.”
Het begint met: “Borst, stem en kaken open!” Ik heb het over de cursus Krijsen aan zee. Gisteren hoorde ik er voor het eerst over. Of het woord cursus de lading denkt, weet ik niet zeker, maar die wordt in ieder geval gegeven door een zangcoach, die paar jaar geleden op het idee kwam. In een park in Peking hoorde en zag ze mensen op volle kracht schreeuwen en ze begreep dat dit een manier was om frustraties kwijt te raken, in ieder geval even. Dat moest in Nederland toch ook mogelijk zijn.
Als je een verhaal lékker wilt vertellen, is uitstel een van de belangrijkste middelen om dat meeslepend te doen. Kijk maar naar een thriller: een gewone stad vol gewone mensen die een gewoon dagelijks leven hebben, maar er is iets, niemand weet precies wat, maar wel is het duidelijk dat er iets staat te gebeuren, maar ja, wannéér, wáár en hoe? Op het puntje van de stoel maak je het allemaal mee. En dan ineens: yes! Ook al gebeurt er iets ergs, het is toch een bevrijding.
Na pakjesavond vorig jaar zei een vriend dat hij in de gedichten ontzettend op zijn donder had gekregen. Ik vroeg of het wel om te lachen was geweest, in ieder geval een beetje. Nee, ze waren na die gedichten ernstig gaan praten over van alles. Ik vroeg niet wat dat `van alles’ was en waarvoor hij precies op zijn donder had gekregen, maar ik knoopte het wel in mijn oren: daarvoor enorm uitkijken.