Te weinig staan we erbij stil dat iets is uitgevonden voordat we het de normaalste zaak van de wereld vinden, een voorwerp, een apparaat. Dat er iemand jarenlang dagdromend heeft gedacht aan een voorziening die het leven makkelijker of fascinerender maakte, en ineens was er een lichtgevend moment: nu heb ik het.
Op haar onderarm zijn drie bloemen getatoeëerd, een rode, groene en blauwe, net bloemen uit een kleurboek voor kinderen. Moet je erbij zeggen, want er zijn ook kleurboeken voor volwassenen die gaan zitten kleuren om tot rust te komen. Daarin zagen de bloemen er waarschijnlijk wat avontuurlijker uit. Op haar onderarm zijn het nogal brave afbeeldingen. Geeft niet, ze zal er ooit een goede bedoeling mee gehad hebben: kijk, dáár houd ik nu van, die bloemen horen bij mij. Zoiets.
Lelijke plekken kunnen me fascineren. We leven in een prachtig land, maar er zijn veel lelijke plekken, wat niet erg is, want daardoor worden de mooie nog mooier. Als ik op een lelijke plek sta en om me heen kijk, zoek ik altijd naar iets waardoor die plek wat minder lelijk is. Meestal vind ik dat wel en daarover kan ik dan zeer tevreden zijn. Dat komt doordat ik de behoefte heb zo vaak mogelijk te denken: zo erg is het allemaal niet. Bij die behoefte heb ik permanent baat, ook buiten de lelijke plekken om.
Uiteraard spreek ik soms mensen die gevaccineerd zijn. Tot nu toe twee, om precies te zijn. Er komen er niet meer bij, wat misschien voor de hand zou liggen. Heb verzuimd te vragen of ze een bewijs kregen. Waarschijnlijk kwam het niet in me op omdat ik diep onder de indruk was van hun vaccinatie. Uit zichzelf lieten ze me er geen zien, misschien omdat er geen aanleiding was enorm met mij te `knuffelen’
Gisterochtend zag ik in diverse media foto’s van gekapte hoofden, soms vergezeld van een fotootje van vóór de knipbeurt. Een gang van zaken die een zekere triomf uitstraalt: kijk maar, het gaat echt beter met ons! We vinden het goedmoedige informatie en worden er vrolijk van. Zal ons de komende tijd vaker overkomen en daar moeten we ons op verheugen.
Het is niet in orde, maar ik begin licht lijsttrekkermoe te worden, zeker als ze niets zeggen terwijl ze toch aan het woord zijn. Of een slap grapje maken waar de interviewer of presentator dan ook om moet lachen, hahaha.
Voor de persconferentie vorige week van de premier en minister Hugo was al bekend dat kappers weer open mochten. Dus die middag belde ik naar mijn kapper. Of ik mocht komen? Ik dacht: moet er bovenop zitten, want er is vast een wachtrij tot laat in de lente. Hij zei dat ik de volgende dag moest terugbellen, want hij wilde wel helemaal zeker zijn. Inderdaad, tijdens de persconferentie werd duidelijk dat het mocht. Ik belde de dag daarop de kapper die zei: “Kom morgen maar.” Was dus vorige week, terwijl het officieel pas vandaag mag.
Soms verdwijnt er iets waarvan ik niet wist dat het nog bestond. Gisteren las ik over het einde van de Tupperware party. Zeker ruim vijftig jaar niet meer aan gedacht, terwijl ik waarschijnlijk wel van die plastic bakjes in huis heb. Ze zijn voor in de ijskast, maar het kan best zijn dat er een op een verre plek op zolder staat, vol spijkers of dingetjes die ik niet kan benoemen.
Afgelopen weekend las ik een interview met Marjan van Loon, topvrouw bij Shell Nederland. Wanneer gingen we het trouwens hebben over topmannen en topvrouwen? Voorheen waren het directeuren en bestuursvoorzitters, maar ineens moest er het woord `top’ bij. Heb die toevoeging altijd vervelend en vreemd pretentieus gevonden. Alsof er een orde is in onze toch al uit elkaar spattende samenleving, je hebt gewone mensen en topmensen, dus doe je best. In mijn omgeving zijn ook topmannen en topvrouwen die verder niemand kent, behalve de mensen in mijn omgeving natuurlijk.