Drink Station. Twee woorden waarvan ik me afvraag of ze niet aan elkaar moeten. Ze zijn te lezen op een bord boven een houten kar vol plastic bekertjes, bij de ingang van de kolossale wachtruimte die hoort bij de vaccinatiehal in mijn woonplaats.
Vanmiddag om 16.35 uur: de prik! Ik kreeg er al drie keer bericht over. De eerste keer meteen nadat ik de afspraak had gemaakt, een uitvoerige brief met daarin alles wat er bij de afspraak komt kijken, onder meer een gezondheidsverklaring. Paar dagen later sms’je, waarin herhaald werd in welk parkeervak ik mijn auto kwijt kan. En eergisteren weer een sms’je: alleen datum en tijdstip - duidelijk dat de organisatie ervan uitgaat dat ik nu alles snap.
Er zijn van die zinnetjes die je al zo’n beetje je hele leven met je mee zeult, vervelende zinnetjes die je af en toe met tegenzin uitspreekt. Voorbeeld: “Ik kon er niks aan doen.” In mijn kinderjaren zei ik het als ik iets kapot had gemaakt, wat regelmatig gebeurde, vooral dingen van glas. Die maken ook altijd geluid als er iets mis mee gaat. Mijn moeder kwam dan gealarmeerd kijken. Ik wist wat ze zou zeggen: “Denk toch eens na bij wat je doet.” Vond ik altijd een lastige aansporing, ook omdat ik de hele tijd bij alles en over alles nadacht.
Er is een woord voor: dat je bang bent iets te missen. Niet iets essentieels, nee, ontspannende gebeurtenissen, vrienden die ergens plezier hebben en jij bent daar niet bij omdat je het niet wist. Woord ben ik vergeten, wat ook komt doordat ik geen last meer heb van die gemoedstoestand. Vast wel gehad, maar wanneer dat was en ophield, herinner ik me niet meer. Ook omdat het niet belangrijk is, net zoals het niet belangrijk is alles mee te maken.
Was die avondklok zo verschrikkelijk? Hier en daar hoor ik zeggen dat het de ergste vrijheidsbeperking in de coronatijd was. Weet of ik makkelijk praten heb, maar denk: valt toch wel mee, is `vrijheidsbeperking’ niet een te groot woord? Ik gooi er zelfs een schepje bovenop: ben je zelf niet een beetje beperkt als je de avondklok als vrijheidsbeperking beleeft?
Dadelijk wordt de dag in Eindhoven geopend met `een autokaravaan’. De koning rijdt met dochter Amalia voorop in een blauwe Daf Kini. Wat voor Daf dat is, weet ik niet. De Koninklijke familie kreeg die cadeau toen de koning werd geboren, in 1967. Open dakje. Staat nu in een museum, maar morgen dus niet.
Normaal was het al onrustig voor Koningsdag, de biertappunten die werden opgesteld, versiering in de straten, vrachtbusjes vol hamburgers en beenham die naar een bestemming jakkerden. Ik hing nooit de spelbreker uit, maar werd er ook niet vrolijk van. Zeggen we snel: dat we ergens niet vrolijk van worden. Ook als het gaat om iets waarvoor helemaal geen vrolijke stemming nodig is. Maar ik bedoel het letterlijk: van een naderend feest kun je vrolijk worden, met Koningsdag lukte dat niet, wat aan mij lag, ik ben net iets te introvert voor dat soort evenementen.
Ineens is er een storend geluid, midden in de nacht, hier in het hotel op Vlieland. Lijkt een elektronische wekker. Ik grijp mijn mobieltje, want daarop heb ik de wekker ingesteld. Het is 03.50 uur en nee, het is niet mijn wekker. Ik loop speurend door de hotelkamer, terwijl ik ook wel weet dat ik dat net zo goed niet kan doen. Dan dringt tot me door dat het van de gang afkomstig is. Brandalarm is het vast niet, want dat klinkt volgens mij dwingender, hoewel ik dat geluid niet ken.
Lang geleden dat ik op een boot ben geweest. Dat denk ik op weg naar Vlieland. Daar moet ik zijn vanwege een kunstproject waarover ik niets kan zeggen, niet omdat ik het niet wil, maar omdat ik het niet kan. Klonk goed toen ik op de uitnodiging inging: schrijvers en musici maken van alles over een eiland. Wat het moet worden, is me nog niet helemaal duidelijk, maar dat heb ik vaak met dingen die nog wat moeten worden, waarbij ik bijvoorbeeld aan een verbouwing denk. Je geeft je over aan iets zonder te weten wat dat is.
“Waar denk je aan?” Die vraag komt me bijna altijd slecht uit, maar waarom mag iemand het niet vragen? Denken kan een belangrijke bezigheid zijn waarover je best wat informatie mag verstrekken. Waarom ik de vraag moeilijk verdraag, is omdat die altijd komt wanneer het me niet duidelijk is waaraan ik denk. Daarom is de belangstelling haast even erg als: “Is er iets?” Er is altijd wel iets, maar toch is het gebruikelijk te antwoorden: “Nee, hoor er is niets. Hoezo?” Vooral dat `Hoezo?’ kan het begin zijn van een gedachtewisseling met een ontmoedigende dynamiek.