Stel dat je last hebt van een kort lontje en je overal meteen je harde mening loopt rond te tetteren en voortdurend de confrontatie opzoekt, ja, je begint een hekel aan jezelf te krijgen en besluit te proberen daarmee op te houden. De eerste maand van het nieuwe jaar is daar geschikt voor: Silent January. Iedereen mag overal over praten in omroepland en je bent met je voornemen aangeschoven aan een praattafel. Komen veel reacties op, ook woedende doodsbedreigingen natuurlijk, en meer mensen blijken er voor te voelen. Silent January krijgt een status.
Ineens had ik geen zin meer me af te vragen of de koning belasting moet betalen, ook zijn moeder en de koningin, ook de kroonprinses. In principe knik ik enorm. Zeker wanneer het om bezittingen gaat, maar over het salaris (`toelage’) dat wij hun geven, wat doet het ertoe? Wij moeten die toelage verhogen om hen die verhoging te laten ophoesten (o, dat woord!), dus wie heeft er uiteindelijk iets aan? Misschien slap standpunt, maar denkend aan de eindeloze procedures vind ik dat we onze tijd aan belangrijkere kwesties kunnen besteden.
Normaal weet ik al niet hoe het zit met het mechanisme van denkwerk, maar als dat ook nog in war wordt gemaakt door felle pijnstilling, weet je soms niet waar je het moeten zoeken met je gedachten. Na vandaag houd ik erover op, over mijn nieuwe knie en al het gedoe dat daardoor veroorzaakt wordt, maar het is wel zo dat je vanuit bed op een andere manier met de werkelijkheid bezig bent. Zo had ik eergisteren het gevoel dat de Limburgse vlaai die dag het belangrijkste thema was, belangrijker dan de spreidingswet. Als ik de televisie aanzette, ging het over vlaai.
Nog steeds is er zo nu en dan aanleiding even terug te denken aan mijn judoleraar van toen, die op een druilerige namiddag bij ons thuis aanbelde, ik was een jaar of tien. Mijn moeder deed open en tegen haar zei hij vriendelijk, maar vooral bezorgd dat ik niet meer welkom was op zijn judoschool, want: “Hij is een gevaar voor zichzelf.”
Vlokken is een te groot woord voor wat de hemel in mijn leefgebied voorzichtig, nattig en stamelend losliet, maar toch: sneeuw. Toen een paar jaar geleden een tijdschrift vroeg wat ik het mooiste woord vond, kwam sneeuw als eerste in me op als in ieder geval een van de mooie. Om veel redenen. Om wat er gebeurt als je aan sneeuw denkt, om de herinneringen die sneeuw oproept.
Er zijn mensen die zeggen dat wanneer je in een ziekenhuis terechtkomt, je niet alleen maar je kwaal of hulpvraag bent, maar dat je als totale mens benaderd moet worden, of zoiets, ja, een totale mens met eigenaardigheden en verlangens en behoeftes die los staan van waarvoor je daar ligt. Daar zijn boeken over vol geschreven.
Gisteren zag ik een man van mijn leeftijd een rolstoel voortduwen met daarin een veel oudere vrouw. Die vrouw zat een beetje te dommelen met een zéér tevreden glimlach die een groot deel van haar magere gezicht in beslag nam. Die man herkende ik, niet meteen, maar pas toen ik hem gepasseerd was, een medeleerling uit mijn middelbare schoolperiode.
Kalm aan alsjeblieft! Denk ik niet vaak, misschien zou het vaker moeten, maar soms hóór ik het me hardop zeggen: “Kalm aan alsjeblieft!” Gisteren was dat sterk het geval toen ik las dat veel Nederlanders een langere vakantie als grondrecht zien. Grondrecht! De toelichting van een analist van ABN Amro bleef me lang achtervolgen: “Het kopen van herinneringen en ervaringen staat bij veel generaties hoger aangeschreven dan het verwerven van spullen.”
Je hebt grappige onzin en vervelende. Voor grappige ben ik meestal in de stemming, voor vervelende uiteraard nooit. Vervelende onzin vind ik bijvoorbeeld dat we aanstaande maandag Blauwe Maandag noemen, liever nog in het Engels want dan klinkt het ernstiger: Blue Monday. De deprimerendste dag van het jaar. Iedereen die deprimerende dagen kent, weet wel beter. De dag wordt altijd zó stevig aangekondigd dat velen er gewoon maar in geloven, alsof ze niets beters hebben om in te geloven.
Volgens mij hoef je niet altijd overal een mening over te hebben. En als je vindt dat het toch moet, is het niet altijd nodig die mening meteen uit te spreken of via sociale media kenbaar te maken. Is ook mogelijk even je mond te houden en je af te vragen wat het belang van je mening is, wie er iets aan heeft. Ik zit na te denken over een interview dat ik gisteren in Trouw las, met de Vlaamse filosoof Ignaas Devisch die pas een boek publiceerde met de titel Een kleine filosofie van grote emoties.