Maandag kreeg ik een bericht van de Nederlandse Spoorwegen: vanaf zondag rijden er meer treinen. Om te voorkomen dat we ons meteen afvroegen hoe dat ineens kan, schreven ze erbij dat ze meer personeel hebben aangenomen. Vandaar `de positieve verbeteringen’. Stond er echt: positieve verbeteringen. Er is blijkbaar nog niemand daar in dienst die zegt dat je niet per se hoeft te zeggen dat verbeteringen positief zijn.
In een winkel waar je uitsluitend spelen en spelletjes kunt kopen en ik bijna nooit kom, maar nu wel vanwege pakjesavond, botste ik tegen een vriendin op die ik lang niet had gezien. Ze stond met een doos in haar hand licht wanhopig te telefoneren: “Hoezo een nummer? Ik zie helemaal geen nummer op de doos.” Ze omhelsde me snel en telefoneerde toen verder: “Maar volgens mij is het wel hetzelfde model.” Ik vond wat ik nodig had, een kleine voetbal, voor een surprise. In onze familie maakt iedereen één surprise. Een lootje wees aan voor wie.
Bij een fietsenrek met fietsen erin staat een groot geel bord met de tekst Parkeren fietsen. Soms kan ik van dat soort duidelijkheid houden. Ik weet dat ik ergens ben waar dienstbare orde heerst. Dat is nu een oud, vermoeid ogend gebouw. Ik kom er mijn vijfde coronaprik halen. Of is het mijn zesde? Ik weet het niet. Daarom heet het gebouw in ieder geval priklocatie, wat ik een beetje grauw woord vind. We zullen een café niet graag een drinklocatie noemen.
Soms fiets ik langs het gebouw van het Centraal Bureau voor de Rijvaardigheid (CBR) alleen maar om de opluchting te voelen dat ik daar niet meer naar binnen hoef, waarschijnlijk nooit meer. Alles wat met het rijexamen te maken heeft, hakte er bij mij diep in. 20 jaar geleden, maar het is gisteren en ik moet er nog steeds van herstellen. Ik overdrijf, maar ook niet.
“Nee, ik ben serieus. Volgende week dinsdag vieren we pakjesavond nog niet. Ik weet het, ik weet het, doen we ieder jaar op 5 december, maar dit jaar niet. Wie zegt dat het per se op 5 december moet. Ja, Sinterklaas is jarig, maar waarom trekken we ons iets van Sinterklaas aan? Doet toch bijna niemand de laatste tijd. We komen op een andere dag bij elkaar met onze cadeautjes en versjes. Heeft iedereen bovendien ook meer tijd, want ik zie aan sommigen van jullie dat al die haast spanning veroorzaakt. Nee, ook niet op 6 december. We zien wel. Misschien 15 december.
Het kan me verbazen dat ik geen verzet meer voel tegen gebeurtenissen en zaken die me nog niet zo lang geleden wel licht opstandig maakten. Ik heb het trouwens niet over kwesties van het hoogste belang, want die blijven wat ze zijn. Nee, kleine aangelegenheden, maar ja, daar kun je dus ook tegen verzetten.
Lang niet meer gebeurd: voor een winkel aangesproken worden door een jongen of meisje met een klembord en de vraag: “Mag ik u wat vragen?” En dan dus een vraag over de natuur, mensen die het moeilijk hebben, God of voedsel. Waarschijnlijk zijn er nog meer kwesties, maar deze herinner ik me uit de losse pols. Waar zijn ze gebleven, de colporteurs in dienst van goede doelen?
Van de heer Rutte horen we weinig deze dagen. Er is van alles aan de hand met zijn gave land, maar hij houdt zich waarschijnlijk meer bezig met zijn eigen toekomst. Daarover hoorde of las ik afgelopen weekend iets waarvan ik niet weet of het waar is, maar dat redelijk klonk. Iets klinkt al gauw redelijk als je het niet helemaal snapt, terwijl je sterk het gevoel hebt dat je dat wel zou moeten doen.
“Je moet een muts kopen.” Advies van iemand die het goed met me voor heeft. Ik voel altijd lichte irritatie als ik bemoeienis merk met mijn omgang met winterse dagen. Dat zijn het nu nog niet, maar ze komen er waarschijnlijk wel aan, de dagen zijn er nu al voor aan het oefenen. Hoe ik er me tegen kleed, maak ik zelf wel uit. Erg dat ik me dat hóór denken: ik maak het zelf wel uit. Dat moet op een dag toch gewoon over zijn. Het zelf wel uitmaken is bovendien vaak veel werk, laat anderen dat maar lekker voor je verrichten.
Nee, ik wil het er even niet over hebben, over hoe het moet met dit land. Altijd als iemand `dit land’ zegt, weet je dat er iets alarmerends aan de hand is. Je hoort nooit dat in dit land de bloemencorso’s onvergetelijk zijn of dat er in dit land prachtige potloden geproduceerd worden. Was blij dat er gisteren in het nieuws werd verteld dat we nu al 35 jaar met een pinpas betalen. Oud-minister van Financiën Ruding kwam in beeld, een man bij wie alles menens was. Hij verrichte ernstig de officiële pinpashandeling en deed dat niet weergaloos soepel.