Veel mensen zeggen dat ze gezichten kunnen lezen. Dat is het woord: lezen. Dus zien wat er door iemand heen gaat of welke karaktereigenschappen prominent zijn. Ik geloof niet dat ik het kan, daarvoor heb ik me al te vaak in een ander vergist, en tegelijkertijd denk ik ook: linke soep. Neem het olijke hoofd van Jasper Rekers, gisteren ook in deze krant te zien. Was kandidaat -Kamerlid van de BBB, maar nu niet meer, en daar mogen we opgelucht over zijn.
Soms moet je iets kopen waarvan je niet weet hoe het heet. Je probeert het te omschrijven, maar dat doe je meestal niet effectief. Nu gaat het om een soort pleister, niet erg belangrijk, maar toch ook weer wel.
Altijd neem ik met genoegen kennis van onderzoeken waarvan het onduidelijk is waarom die zijn bedacht. Bijvoorbeeld naar een nieuw verschijnsel dat volgens mij helemaal geen nieuw verschijnsel is. Heeft een Engelse naam: treat culture. Je kunt het ook in het Nederlands zeggen: traktatiecultuur. Het betekent dat je jezelf beloont als je ergens je best voor hebt gedaan. Die beloning hoeft niet groot te zijn, meestal is het iets kleins.
Je kunt rustig zeggen dat onze autovrije straat langzamerhand enorm beroemd is. Paar keer per dag zijn er fotografen in het werk, vooral met bruidsparen, maar ik zie ook steeds vaker professionele modellen die bijvoorbeeld fascinerende kleding tonen. Ik ga die taferelen niet al te intens bestuderen, want dan komt er een vraag terug die dikwijls fel door mijn kindertijd flitste: “Heb ik iets van je áán?”
In zo’n beetje alle kranten las ik over het onderzoek naar het opgooien van een muntstuk. Een hoogleraar van de Universiteit van Amsterdam is ermee aan de gang gegaan en gebleken is dat de kans niet fiftyfifty is. Gooi je met de kop boven dan is de kans groot dat het ook kop wordt, groter dan munt. De Amsterdamse hoogleraar stond niet alleen in zijn onderzoek. Het is wereldwijd gebeurd.
Af en toe, gelukkig niet vaak, wordt me gevraagd waar ik niet tegen kan. Ik moet altijd even nadenken. Is best veel, denk ik dan, maar ik moet uitkijken voor aanstellerij. Bovendien ben ik opgevoed met de aansporing alles van minstens twee kanten te zien, altijd proberen te begrijpen waarom iets is wat het is, waarom iemand doet zoals die doet. Vond het toen soms vermoeiend, maar ben er nu nog steeds dankbaar voor. Veel laat zich niet vangen in een oordeel. Waar ik niet tegen kan, is lafheid. Groot woord met slappe inhoud, maar het moet even.
`Overal altijd ter plekke.’ Die slagzin las ik een paar jaar geleden op een leverkleurig bestelbusje en ik wist meteen: die moet ik heel lang koesteren. Vooral omdat het onduidelijk was van welk bedrijf het bestelbusje was. Toch had de directie die woorden bedacht: `Overal altijd ter plekke’. Natuurlijk vroeg ik me wie er waarom ter plekke kwam, maar van de andere kant maakte het ook niets uit. Bovendien willen we dat niet allemaal, overal altijd ter plekke zijn. Dan missen we niks.
Eens per week logeert de middenvelder van SDZ (Samenspel Doet Zegevieren) bij ons en dan breng ik hem in alle vroegte naar school. Op de fiets, ik rijd voor hem uit. Het is op dat uur druk in de stad, iedereen heeft haast en denkt alleen aan zichzelf. Hij vindt het dan veilig achter me te rijden. Die verantwoordelijkheid vind ik pittig, er mag hem niets overkomen. Ik fiets ook snel, maar kijk vaak achterom om te zien of hij me bij kan houden. Kan hij, makkelijk.
Een beroemd boek is De kracht van het nu van Eckhart Tolle. Ik heb het niet gelezen, zal het waarschijnlijk ook niet doen en kan er dus niet over oordelen. Het gaat, geloof ik, over hoe je met je innerlijk moet omgaan, dat je iets moet doen aan de verwarrende dynamiek van al je duizenden gedachten. Ongetwijfeld vat ik het nu te kort door de bocht samen. Veel mensen hebben er baat bij en dat is natuurlijk uitstekend.