Ben laatste tijd vaak onderweg, meestal per trein. En ondertussen heb ik ook veel te doen, daarom ga ik in de 1e klas zitten, met laptop, liefst in de stiltecoupé, maar die stilte is soms alleen maar theoretisch. Ik moet er wat van zeggen en dikwijls lukt me dat, maar verlegenheid kan me in de weg zitten. Is niet alleen verlegenheid, maar ik wil ook niet wijsneuzerig doen, kom op, ik leef in een dynamische wereld waarin voortdurend wat aan de hand is en iedereen op alles moet reageren, want als je dat verzuimt, bén je er eigenlijk niet.
Met de ochtendkranten voor me vond ik gisteren enorm dat ze het betaald voetbal maar een tijdje moeten afschaffen. Hoeft niet voor eeuwig, maar lang genoeg om de boel grondig op te schonen. Te vergelijken met Esther Ouwehand die ook vindt dat de rotzooi moet worden opgeruimd. Als de lucht geklaard is, komt ze terug met opgeheven hoofd en zin in de toekomst. Wens ik het betaald voetbal ook toe. Er bestaat gelukkig ook nog leuk voetbal. Zaterdagochtend stond ik vroeg langs de lijn bij SDZ (Samenspel Doet Zegevieren). De herfsthemel zag er zwaar en dreigend uit.
Op haar stemmen doe ik niet, maar ik voel wel veel sympathie voor Dilan Yesilgöz. Ze zou de opvolger kunnen zijn van Mark Rutte. Altijd linke soep daar in het openbaar vanuit te gaan. Gedoodverfde opvolgers in het verleden werden dat vaak niet en in sommige gevallen kunnen we nog steeds opgelucht ademhalen, waarbij ik sterk denk aan Ad Melkert die in de grote schoenen van Wim Kok had moeten gaan staan. Hoe het ook alweer precies zat, weet ik niet meer, maar het kan zijn dat ik het me niet wil herinneren.
Toeval natuurlijk, maar de afgelopen tien dagen kwam ik drie keer kennissen tegen die ik lang niet meer had gezien, en die alle drie iets aan hun uiterlijk hadden gedaan, een man, twee vrouwen. Ik zie het meteen, wat meestal niet moeilijk is, maar weet niet wat te zeggen.
Al een paar keer schreef ik hier dat we wachttijd niet als verloren tijd moeten beschouwen, niet alleen omdat het een oefening in geduld is, maar ook omdat je in die tijd van alles kunt doen, denken aan iemand aan wie je te weinig denkt bijvoorbeeld, een plan maken, nagaan wat je de afgelopen dagen gedaan hebt en of je tevreden bent over hoe je dat deed, je voornemen een paar dingen in je leven te veranderen en voordat je er erg in hebt, is die wachttijd voorbij en eigenlijk te kort.
Eergisteren, Prinsjesdag, was ik tot middernacht ver weg van het televisietoestel, heb dus niets gezien of gehoord van het politieke circus, want aangename bezigheden buitenshuis vroegen op volle kracht om alle aandacht. Gisterochtend moest ik het dus doen met de ochtendbladen, wat best lekker rustig is: het zaagsel is neergedaald, de meningen en meninkjes zijn gegeven, de orde van de dag is overzichtelijk, we gaan weer door met september, de eerste herfststormen hebben al het nieuwe seizoen de hemel in gejaagd.
Soms, heel soms nog maar, komt het voorbij, het befaamde lied uit de musical Anatevka: Als ik toch eens rijk was, dabbe-diebe-diebediebe-dom. Met het bronzen stem geluid van Lex Goudsmit, wie denkt er nog weleens aan hem?
Ah, dacht ik gisterochtend, straks de paarden op het strand van Scheveningen. Oefenen voor Prinsjesdag. Begin van een reeks beelden die bij de laatste maanden van het jaar horen. Nog even en dan zien we in het journaal winkels vol kerstpullen. Misschien later ook nog wat signalen die te maken hebben met het schraler wordende sinterklaasfeest. Misschien ijsvorming met een eerste schaatser, maar laten we er niet op rekenen.
Het woord `fietsbridge’ kende ik niet. Nee, moet anders beginnen. De intense zanger Jacques Brel stierf in 1978, maar blijft gelukkig velen van ons fascineren. Ik werk mee aan een theaterprogramma over zijn leven en werk en daarvan spelen we nu try-outs. Voordat het in wat grotere zalen te zien zal zijn, spelen we het in piepkleine, vaak in dorpshuizen of multifunctionele wijkgebouwen, meestal geen ideale omgeving, maar het is wel nuttig.
Helemaal begrijpen doe ik het niet, maar dat is mijn eigen schuld: ik heb te weinig zin me er in te verdiepen. Een theoloog, Arnold Huijgen, zegt dat de hel terug moet in de kerk. Ik ken de professor niet, heb geen verstand van hemel en hel, ben ook niet van de kerk, waarom zou ik me druk maken over deze gedachte? Druk maken is te veel gezegd, maar ik ben tegen angstzaaierij. Ik weet trouwens niet of dat het effect is van wat de theoloog zegt, maar ik denk aan mijn rooms-katholieke kinderjaren. Toen hoefde de hel niet terug in de kerk, want die was er gewoon.