Als we iets vreemd vinden, zeggen we vaak grappig. Gaat niet om vervelend vreemd, nee, gewoon vreemd, misschien een beetje verrassend vreemd: grappig. Ik ben gesteld op het woord `grappig’ en betreur dat het te vaak oneigenlijk wordt gebruikt: “De enige die hierover een beslissing kan nemen is Bert, maar het grappige is dat Bert voor een maand of zes onvindbaar in een ver buitenland verblijft.” Nu is er inderdaad best veel grappig, je moet soms even nadenken hoezo. Veel in het leven is absurder dan op het eerste gezicht lijkt.
Meestal gaat het aan me voorbij, het ochtendprogramma Goedemorgen Nederland. Ben dan vooral met de kranten in de weer. In huis staat de televisie wel aan en de vrolijke stemmen van de presentatrices dringen vaag tot me door, maar ik word geen kijker. Er zijn natuurlijk uitzonderingen. Gebeurt wanneer ik het toestel toevallig passeer om bijvoorbeeld een trui te zoeken. Zo kwam het dat ik eind vorige week belandde bij de kerstmarkten.
Afgelopen weekend was ik socialer in de weer dan gewoonlijk. In diverse gezelschappen. Paar keer gebeurde het dat iemand ineens zei, op parmantige toon: “Ja, en dan dus Matthijs van Nieuwkerk.” Natuurlijk las ik in de weekendkranten over hem. Zijn terugkeer op televisie concurreerde sterk met de berichten over de oorlogen. “Ja, en dan dus Matthijs van Nieuwkerk.”
Iedereen zal het kennen: je staat met een buurman te praten, je loopt in gedachten verzonken naar de bakker, je bent de ruit van je auto ijsvrij aan het krabben, en plotseling ben je je bewust van een kleine gebeurtenis achter je zonder dat je weet wat het is. Maar het is wel iets waarvan je voelt dat je er aandacht aan moet besteden. Kan verrassend zijn.
Op een hoek hier in de buurt is een pop-up store, dus een winkel met telkens wisselende inhoud. In de coronatijd ben ik er eens binnen geweest, want toen waren er mondkapjes te koop (uit China!), uitsluitend mondkapjes, want dat is er ook met een pop-up store aan de hand: je kunt er vaak maar één ding kopen. Na de mondkapjes was het ijs en op dit moment is het de crompouce. De winkel heet dan ook House of Crompouce. Tot februari. Dan wordt er weer wat anders verhandeld.
We hebben nog elf dagen om op het Woord van het Jaar te stemmen. Er zijn er 10 genomineerd: bestuursschaamte, graaiflatie, hittefit, nepobaby, sportfluencer, TikTokjustitie, treitertaks, vreugdebier, wokewashing en x’en. Ik vind ze allemaal lelijk. Het afgelopen jaar heb ik veel geschreven, maar geen van de 10 gebruikt.
Maandag kreeg ik een bericht van de Nederlandse Spoorwegen: vanaf zondag rijden er meer treinen. Om te voorkomen dat we ons meteen afvroegen hoe dat ineens kan, schreven ze erbij dat ze meer personeel hebben aangenomen. Vandaar `de positieve verbeteringen’. Stond er echt: positieve verbeteringen. Er is blijkbaar nog niemand daar in dienst die zegt dat je niet per se hoeft te zeggen dat verbeteringen positief zijn.
In een winkel waar je uitsluitend spelen en spelletjes kunt kopen en ik bijna nooit kom, maar nu wel vanwege pakjesavond, botste ik tegen een vriendin op die ik lang niet had gezien. Ze stond met een doos in haar hand licht wanhopig te telefoneren: “Hoezo een nummer? Ik zie helemaal geen nummer op de doos.” Ze omhelsde me snel en telefoneerde toen verder: “Maar volgens mij is het wel hetzelfde model.” Ik vond wat ik nodig had, een kleine voetbal, voor een surprise. In onze familie maakt iedereen één surprise. Een lootje wees aan voor wie.
Bij een fietsenrek met fietsen erin staat een groot geel bord met de tekst Parkeren fietsen. Soms kan ik van dat soort duidelijkheid houden. Ik weet dat ik ergens ben waar dienstbare orde heerst. Dat is nu een oud, vermoeid ogend gebouw. Ik kom er mijn vijfde coronaprik halen. Of is het mijn zesde? Ik weet het niet. Daarom heet het gebouw in ieder geval priklocatie, wat ik een beetje grauw woord vind. We zullen een café niet graag een drinklocatie noemen.
Soms fiets ik langs het gebouw van het Centraal Bureau voor de Rijvaardigheid (CBR) alleen maar om de opluchting te voelen dat ik daar niet meer naar binnen hoef, waarschijnlijk nooit meer. Alles wat met het rijexamen te maken heeft, hakte er bij mij diep in. 20 jaar geleden, maar het is gisteren en ik moet er nog steeds van herstellen. Ik overdrijf, maar ook niet.