Een foto waarvan ik niet weet wat ik erover moet denken: staatssecretaris Wiebes staat erop afgebeeld. Zijn geopende hand wijst blij, misschien zelfs triomfantelijk naar een grote slagroomtaart waarin centraal een blauwe envelop is verwerkt. Voor banketbakkers is dat een koud kunstje. Rond de tafel waarop de taart staat, hangen borden met daarop de tekst `Vaarwel blauwe envelop’. Ik houd steeds minder van het woord `vaarwel’, behalve wanneer het op medicijnverpakkingen staat: `Vaarwel hoofdpijn’. Maar ja, dat staat er nooit op.
Paar telefoontjes gisteren. Over het Nederlands elftal. Mooie, melancholieke uitdrukking: de bui zien hangen. De bui is er nog niet, maar we hebben heus wel in de gaten dat die dadelijk van zich zal laten horen. Geen dunne motregen, maar een bui die je naar een schuilplaats doet zoeken. Goed, die bui dus. Die zagen we hangen, natuurlijk, wie niet. En het was niet eens een afgang waarvan je zegt: pechgevalletje. Nee, het was een afgang waaraan je alsjeblieft niet meer wenst te denken. Wel vraag je je af hoe het kan.
Maandag zit ik in de trein die me van Amsterdam naar Maastricht moet brengen. In Weert wordt omgeroepen dat dit het eindpunt is vanwege een kapotte bovenleiding, maar dat er bij het station een snelbus staat die naar Roermond rijdt. En daar gaat de trein gewoon weer verder naar Maastricht. Goed woord: snelbus. Je hebt het nooit over een snelauto, snelfiets of snelboot. Snelbus lijkt op sneltrein en dat is het net alsof het minder erg is als je met zo’n bus mee moet.
Is het wel een juist woord, asielstroom? Ik lees het zo nu en dan, nee, vaker dan zo nu en dan, en dan moet ik er telkens even naar kijken. Asielstroom. Ook naar andere woorden die uit deze kwestie voortkomen, bijvoorbeeld zelfzorgarrangement. Ik weet wat het betekent: gemeenten mogen van de overheid zelf regelen hoe ze met vluchtelingen omgaan, anders gezegd: creatieve invulling. Het lijkt een gunst, maar veroorzaakt uiteraard getob en hoofdpijn.
Onderhand moet ik af van het idee dat een robot een apparaat is dat min of meer menselijke vormen heeft. Zo zagen de robots in mij jeugd eruit, in films en stripverhalen. Maar ik weet natuurlijk dat de robot ook de vorm van een robuuste puntenslijper kan hebben. Zal niet lang duren en ik heb ook robot in huis, ik weet nog niet waarvoor, maar ik heb besloten nu eens gewoon met deze ontwikkelingen mee te doen. Niet dat bij iedereen een robot huishoudelijk werk loopt te doen en ik er als een Flintstone naar kijk.
Tijdje terug, nog niet zo lang geleden, keek ik naar een wedstrijd van het Nederlands elftal, op televisie, ik weet niet meer tegen welk land. Tot mijn verbijstering zat ik de hele wedstrijd uit, terwijl er nauwelijks iets te zien was. Ik houd van voetbal, maar dan moet het wel voetbal zijn. Er is zo veel in Nederland en de wereld aan de hand dat nieuws over voetbal al snel iets overbodigs krijgt. Als een tijd geleden bekend was geworden dat die Blatter op non-actief was gesteld, had ik gedacht: goed zo.
Nooit gedacht dat ik er nog eens aan zou denken, aan de gymnastiek vroeger op school. Gisteren hoorde ik op de radio dat een oud-gymnastiekleraar pleitte voor nieuwere toestellen in de gymzalen. Blijkbaar beschouwde hij de oude als een probleem. Zocht hij zelf de publiciteit op? Misschien gebeurde het toevallig. Toen ik ervan hoorde, hield ik even mijn adem in. En terwijl ik dat deed zag ik ineens weer alles voor me. De veel te kleine kleedkamer waarin je na afloop alleen je voeten kon wassen, ongetwijfeld omdat de geur ervan nogal agressief kon zijn.
Ook niet tegen te houden: de zelfscankassa in de supermarkt. Het woord bestond tot voor kort niet, nu staat het al in de nieuwe Dikke van Dale. Als je het een paar keer snel achter elkaar uitspreekt, krijg je zin je tanden te poetsen. Ik lees er een artikel over en snap dat de zelfscankassa ook onze beleving moet vergroten. Beleving? Welke beleving? `Beleving’ is een woord dat het door misbruik zwaar te verduren heeft. Hier wordt dus de bedoeld hoe wij de supermarkt beleven. Door de zelfscankassa zijn er kortere wachttijden en ook kortere rijen.
Van verveling heb ik haast nooit last. Als ik ergens zit of sta te wachten, is er altijd wel iets waarmee ik de tijd kan doorbrengen, een paar gedachten bijvoorbeeld of een probleem dat moet worden opgelost. Of in mijn hoofd een brief schrijven die straks dringend de deur uit moet. Soms, héél soms doet zich een lichte vorm van verveling voor, meestal tijdens dagelijkse handelingen, zoals het uitruimen van de afwasmachine. Die tijd kan ik natuurlijk doden door me af te vragen hoe ik voorkom dat die afwasmachine vol raakt. Minder eten en drinken, dat helpt.
Soms denk ik: wat is blij? Het gevoel dus. Als ik hoor `Daar word ik niet blij van’, wat ik vaak hoor, ga ik erover nadenken. Laatst zei iemand tegen me: `Je mag best blij kijken.’ Nu was daar aanleiding toe en ik hád ook een goed humeur, maar wist niet hoe ik blij moest kijken. Er was een spiegel in de buurt en daar ging ik voor staan. Ik deed een paar pogingen, maar die veroorzaakten vreemde gezichtsuitdrukkingen: alsof ik ergens pijn had, maar net deed alsof dat niet zo was. Hoe kom ik nu ineens op blij? De laatste dagen bevind ik me vaak op de weg, in mijn auto.