De dag na de verijdelde aanslag in de Thalys hoorde ik op de radio een verslaggever die op het Centraal Station in Amsterdam stond, op het perron waarvandaan de Thalys een paar keer per dag vertrekt. Aan reizigers werd gevraagd of ze gecontroleerd waren en of ze meer agenten hadden gezien. Op beide vragen was het antwoord ontkennend. Dat viel de verslaggever hoorbaar tegen. Hij probeerde die teleurstelling ook bij de reizigers op te roepen, maar dat lukte niet. Twee van hen zeiden dat het overal kon gebeuren.
Iedereen zal het kennen: je haalt een lang verlengsnoer uit het schuurtje en daar kun je dan niet meteen mee aan het werk, omdat de vorige gebruiker het slordig heeft opgerold. Of opgerold, het is niets eens opgerold, het is nonchalant in elkaar geflanst. Het is dus een lang verlengsnoer, 25 meter, en dan ben je een tijdje bezig met de boel hanteerbaar te maken.
Graag kijk ik naar films die zich op grote schepen afspelen. Vrijdagavond zag ik op televisie `Titanic’ uit 1997, niet voor de eerste keer, ook omdat ik de actrice Kate Winslet aangenaam vind. Ik keek tot het moment dat het onzinkbare schip de ijsberg raakt. Ik zag meer films over de Titanic, dus ook die zonder het liefdesverhaal uit de versie van 1997. Altijd houd ik mijn adem in als een bemanningslid terloops de duisternis in kijkt, ineens niet weet wat hij ziet en als hij het wel weet, alarm slaat.
Het mooiste komkommernieuws gaat natuurlijk over dieren, het liefst uitheemse dieren waarvan we weinig begrijpen en die – belangrijk- moeilijk te vangen zijn. Dit jaar werden we maar een beetje op onze wenken bediend: een grote hagedis ergens in Brabant en een gevaarlijke spin, ik weet niet meer waar, ik geloof in de buurt van een bloemenveiling.
De eerste keer dat mijn ouders me meenamen naar een restaurant, herinner ik me vaag. Ik zal een jaar of zes geweest zijn, zondagse kleren aan, nat haar met scheiding erin. Er zal vast iets gevierd zijn. Trouwdag lijkt me het meest in aanmerking komen. Mijn zusje was één en die avond onder de hoede van een tante, want wat viel er voor een baby aan een restaurant te beleven? Wat ik nog weet is dat ik me nauwelijks durfde te bewegen. Dit was een wereld die ik nog niet kende. Deden mijn ouders me een plezier door me mee te nemen? Ik lees over een actiegroep die ik niet kende.
Oké, ik heb besloten scherp op te letten! En niet te laat in deze ontwikkeling te stappen, in ieder geval zo laat dat ik nauwelijks weet wat er aan de hand is. Ik begrijp dat ik binnenkort met een selfie kan betalen op internet. Dat ik me daarmee dus bekendmaak en niet meer met een wachtwoord dat geheim is, maar niet geheim genoeg. Het heet selfieverificatie, geen woord om uit te spreken met volle mond. Je laat je selfie zien en dan kun je veilig betalen.
Hoewel ik al jaren niet meer rook, ga ik me niet fanatiek als tegenstander opstellen als iemand het in mijn omgeving wel doet. Bij mij thuis mag het best, wel graag in de buurt van een open raam. Ik ben altijd blij dat ik het zelf niet meer hoef, in de buurt van een open raam gaan zitten roken. Net zoals ik altijd opluchting voel wanneer ik een groepje mensen buiten zie staan roken, omdat het binnen niet mag, zeker wanneer er een gure wind giert en de regen over de straten jaagt. Aan mijn leven als roker heb ik geen slechte herinneringen.
Al een paar dagen ben ik nog geen tweehonderd meter van zee vandaan, aan de Nederlandse kust, en ik hoop hier nog even te blijven. Als ik naar de zee kijk (vaak is het staren) denk ik aan de eeuwigheid. Nou ja, je kunt nauwelijks aan de eeuwigheid denken, want waaraan denk je dan, maar zoiets. Ik weet ook wel dat de zee een overkant heeft, Engeland, waar misschien ook wel een paar mensen aan de eeuwigheid aan het denken zijn, maar toch is het net alsof je starend naar zee je onttrekt aan het regime van de tijd in het dagelijks leven. Laat ik het zo zeggen: het lucht op.
De taxichauffeur vraagt: `Wie z’n moeder?’ Althans dat versta ik. Mijn bestemming is een straat met een erg lange naam. Blijkbaar moet ik die twee keer noemen, anders had hij niet gevraagd: `Wie z’n moeder?’ Vaag herinner ik me deze manier van vragen uit de serie `Toen was geluk heel gewoon’ –Rotterdam, jaren zestig - maar misschien vergis ik me. Doet er verder niet toe, ik begreep wat de man bedoelde, hij niet wat ik bedoelde. Naast hem ligt een boek van Stephen King, de grote schrijver van thrillers en horrorromans.
Dat thuis bezorgde maaltijdboxen zo populair zijn, wist ik niet. Soms vind ik het erg of stom dat ik iets niet weet, maar nu niet. Weliswaar heb ik ’s ochtend nog geen idee wat ik ’s avonds wil eten, kan er meestal niet eens aan denken, maar in de loop van de dag wordt dat duidelijk. Heeft met mijn stemming te maken. En met de tijd die ik kan besteden aan het bereiden van het eten. Albert Heijn gaat sinds gisteren de concurrentie aan met de thuisbezorgers. Het bedrijf heeft een boodschappenbox bedacht waarin alles zit wat je nodig hebt voor drie maaltijden.